Het is me nu ook overkomen. Het telefoontje. Ik stond in de rij bij de supermarkt, mijn telefoon ging over. Het nummer was mij onbekend, maar ik kreeg het gevoel dat ik toch direct op moest nemen. Het gesprek:
Ik: ‘Hallo.’
Beller: ‘Goedemiddag ik ben J. van organisatie B. Uw telefoonnummer staat in ons systeem bij de naam van meneer R. Mag ik u vragen wat uw relatie is tot meneer?’
Ik: ‘Ik ken meneer al jaren en help hem met een en ander, zoals recent het telefoongesprek met u over het aanvragen van een nieuw paspoort.’
Beller: ‘Dank, klopt. Ik heb slecht nieuws. Ze hebben meneer dood aangetroffen in zijn appartement en aangezien meneer verder niemand heeft, wil de politie u vragen om hem te identificeren. Wilt u dit wel doen?’
Ik: ‘Ja, zeker. Wat moet ik doen?’
Beller: ‘Dank voor uw medewerking. Ik geef uw gegevens door aan de politie en ze nemen vandaag nog contact met u op. Hoe schrijf ik uw naam? Noteer mijn nummer en als ik iets kan doen, laat het me weten. Ik had ook goed contact met meneer.’
Einde gesprek.
Het telefoontje liet mij in een toestand van ongeloof, shock en met een flinke dosis schuldgevoel achter. Ik kon niet eens de hoe, wie en wat-vragen stellen. Ik had hem voor het laatst drie weken daarvoor gesproken. Ruim een week voor het telefoontje kwam opeens de gedachte op: bel John. De waan van de dag kreeg de bovenhand.
Het spijt me.