Op de uiterste grens van het Waterkwartier en het centrum staat al bijna 150 jaar Het Landhoofd. Voor veel Nijmegenaren is dat unieke gebouw heel lang ongezien en onbekend gebleven. Ook voor Peter Daanen, de huidige gebruiker. Peter werd geboren in de Waterstraat en groeide daar in de zes- en zeventiger jaren op. Het Waterkwartier was destijds een arbeiderswijk, begrensd door de industrie aan de Waalbandijk en de haven. Voor de meeste wijkbewoners hield het op bij het Kraayenhoff- oftewel het Boterparkje. Het vreemde gebouwtje bij de spoorbrug bleef onbekend terrein. Peter: ‘Niemand kende het, het was er eigenlijk gewoon niet, aan stadskant niet en aan Waterkwartierkant niet. Na de komst van de fietsbrug kon je er langs lopen, het kreeg toen voor veel mensen pas een gezicht. Terwijl het er al zo lang staat!’ Peter zelf leerde het gebouw ook maar per toeval kennen. Inmiddels heeft hij er zijn missie van gemaakt om er over te vertellen. Samen met 6 vrijwilligers verzorgt hij elke zondag rondleidingen met verhalen over de verbonden geschiedenis van Nijmegen en dit bijzondere bouwwerk.
Lang wachten
Dat Nijmegen de oudste stad van het land is weten veel Nijmegenaren wel. Bijna iedereen heeft wel eens gehoord van de Romeinen en Karel de Grote. De geschiedenis van tijden dichterbij is een stuk minder bekend. Juist in de laatste twee eeuwen is er in korte tijd ontzettend veel veranderd. Zo betekende de komst van de spoorbrug in 1879 dat Nijmegen voor het eerst economisch belangrijk kon worden. Het maakte ook Het Landhoofd noodzakelijk, als brugpijler en verdedigingswerk. Peter: ‘Nijmegen heeft lang op die eerste spoorbrug moeten wachten, het leger hield de bouw tegen. Vijanden kwamen vroeger altijd uit het zuiden, de rivieren vormden samen een geweldige slotgracht voor het noorden van het land. Oversteken kon met de veerpont, reizen ging met paard en wagen, dat soort oponthoud maakte niks uit. Met de trein ging de reissnelheid omhoog van 10 km per uur naar 50/60 km per uur, de rivieren werden ineens een obstakel.’
Met de spoorwegwet in 1860 kreeg Nijmegen als stad met toen 22.000 inwoners recht op een spoorwegverbinding. Het leger bleef tegensputteren, het noorden moest verdedigbaar blijven. Dat kon door tegelijk met het bouwen van de brug ook te zorgen dat die zo nodig weer snel vernietigd kon worden. Peter: ‘Om de brug vanaf de noordkant op te kunnen blazen als de vijand uit het zuiden naderde werden tonnetjes buskruit aan de overkant in een gebouwtje onder het spoor droog bewaard. Het idee was om die bij gevaar de brug op te sjouwen en aan te steken. Het Landhoofd was bedoeld om de vijand lang genoeg tegen te houden om dat te kunnen doen. Blijft toch bizar: bedenken hoe je iets dat je nog moet bouwen weer kunt vernietigen.’ De functie van pijler én verdedigingswerk bracht speciale vereisten met zich mee. Architect Cuypers ontwierp Het Landhoofd als een massief middeleeuws kasteel, compleet met oostelijke en westelijke toren. Het fundament gaat 13 meter onder de grond, de muren zijn 1 ½ tot 2 ½ meter dik, opgewassen tegen de stalen bollen die de middeleeuwse kanonnen afschoten. Peter: ‘Al tijdens de bouw bleek dat het defensief waarschijnlijk nutteloos zou zijn. Met de uitvinding van dynamiet werden de tonnetjes buskruit overbodig, je kon nu op afstand opblazen. Als verdedigingswerk was het daarmee meteen achterhaald! Het werd later nóg gekker: het Nederlandse leger nam het niet in gebruik, het Duitse leger tijdens de tweede wereldoorlog wél! Die zetten in 1943 bunkers op de torens met daarop luchtafweergeschut en kanonnen. Tijdens Market Garden is het een heel chaotisch gevecht geworden om de brug op de Duitsers te veroveren, om de bevrijding van het noorden mogelijk te maken. Uiteindelijk zijn de geallieerden bij De Oversteek met bootjes de rivier overgestoken, beschoten door de kanonnen hier op het dak. Daarbij zijn veel slachtoffers gevallen, ook aan Duitse kant. De Britten kwamen vanuit het zuiden, de Amerikanen hadden de oversteek gemaakt en de noordkant van de brug veroverd, Duitsers die hier bij Het Landhoofd zaten om de boel te verdedigen kwamen daar letterlijk tussen klem te zitten op de brug. Dat heeft aan zo’n driehonderd Duitse soldaten het leven gekost.’
‘Tijdelijke’ bewoning
De spoorwegen wilden het gebouw na de oorlog helemaal slopen, de gemeente stond dat vanwege de woningnood niet toe. Alleen de bovenste verdiepingen en de bunkers zijn gesloopt. Met een laag bitumen op het dak en wat ruitjes werd het geschikt gemaakt als noodwoning voor twee gezinnen, een in elke toren. Dat duurde van 1948 tot het pand in 1962 wegens vochtigheid onbewoonbaar werd verklaard. Peter: ‘Omdat beide gezinnen niet gelijktijdig een huis konden vinden kwam één kant leeg te staan. Mijn latere schoonvader Theo Elfrink zocht een atelier. Hij had een huis met atelier in Beek maar daar was weer een kind geboren (waar ik later mee getrouwd ben) dus hij moest eruit met z’n kwasten. Via de directeur van het station kon hij regelen dat hij hier tijdelijk in mocht, op voorwaarde dat hij er niet zou overnachten. Het was officieel onbewoonbaar, vandaar. Na een jaar vertrok ook de andere familie, een kennis van mijn schoonvader mocht tijdelijk in de andere toren met zijn fotostudio.’ Met dat tijdelijke liep het in de praktijk wel los. Het slopen van het gebouw en het maken van een andere ondersteuning van de spoorbrug bleek uiteindelijk veel te kostbaar. De twee mannen kregen in 1964 een huurcontract, ze bleven er zo’n vijftig jaar.
Fietsen door de kamer
Begin jaren 80, met de aankondiging van de nieuwe spoorbrug, kwam sloop opnieuw in beeld. De nieuwe zware spoorbrug vereiste een andere brugpijler, waarmee Het Landhoofd ook die functie verloor. Vanuit de platgebombardeerde en kaalgeslagen Benedenstad ontstond protest: “Moet dat nou ook nog weg?” Een actiegroepje bokste samen met historici, architecten en de universiteit voor elkaar dat de minister de sloop verbood. De nieuwe spoorbrug kwam er, Het Landhoofd bleef en werd een monument. De oorlogsschade werd nu eindelijk goed hersteld, na die opknapbeurt was er even rust. De komst van de fietsbrug in 2004 maakte opnieuw grote veranderingen nodig: de Snelbinder kwam dwars door het schildersatelier te lopen. Wie er nu overheen fietst rijdt dwars door die kamer, merkbaar aan de afgedekte ramen en dichtgemetselde deuren in een klein tunneltje. Peter: ‘Voor mijn schoonvader was het verlies van die atelierruimte wel een domper. Hij is een verdieping lager gaan schilderen, dat is hij tot het einde blijven doen. Op weg van hier naar huis is hij verongelukt bij het oversteken met de fiets. Net 91. Toen wij hier de dag na het ongeluk kwamen vonden we zijn laatste schilderij, de verf was nog nat.’
Na het eerdere vertrek van de fotograaf en het overlijden van de schilder in 2014 zou Het Landhoofd leeg komen staan. Peter, professioneel musicus, had bij gebrek aan oefenruimte al wel eens eerder met zijn band bij zijn schoonvader gerepeteerd. Met de dikke muren en geen buren had niemand daar verder last van. Hij wilde er graag blijven repeteren en de huur overnemen, Prorail weigerde in eerste instantie maar veranderde later van gedachten. De andere, westelijke toren werd regelmatig bezocht door ongewenste bezoekers en kon daarom niet langer onbeheerd blijven. Peter: ‘Toen ik dat vertelde tijdens een rondleiding stak iemand voorzichtig zijn hand op: ‘Ja, daar was ik bij…wij klommen met een clubje leegstaande gebouwen en fabrieken in om foto’s te maken voor op internet.” Die Urban Explorers mag ik achteraf wel voor mijn huurcontract bedanken!’
Behalve musicus is Peter ook schrijver van historische romans over Nijmegen. Niet zo vreemd dus dat hij in Het Landhoofd niet alleen ruimte wilde voor muziek, maar ook voor geschiedenis. De repetitieruimte was snel geregeld, de toestemming voor het geven van rondleidingen kwam veel later, in 2019. Nét op tijd om na wat voorbereidend werk (traptreden repareren, trapleuningen maken) de eerste proefrondleidingen bij de herdenking van Market Garden in september 2019 mogelijk te maken. Het liep storm: er kwamen maar liefst 300 bezoekers, nog eens 150 moesten er teleurgesteld worden. Peter: ’Toen wist ik: er is belangstelling voor! Ik ben het wat professioneler aan gaan pakken dan alleen rondlopen en verhalen vertellen. Goed geluid, meer foto’s, een film… Er kwamen tweewekelijkse rondleidingen, dat ging goed tot Corona uitbrak. Ik heb er vrijwilligers bij gezocht zodat we in die periode toch kleine groepjes konden ontvangen. Alle 6 vrijwilligers zijn na Corona gebleven. We kunnen nu op zondag 60 mensen rondleiden, ieder uur een rondleiding. Steeds voor 10 personen maximaal, met meer mensen sta je te lang te wachten bij de smalle trapjes. We zijn elke zondag gratis open, we zitten nu op ongeveer 6000 bezoekers. Die bezoekers brengen op hun beurt soms ook weer een stuk verhaal mee over de mensen die hier ooit gewerkt of gewoond hebben. Er zijn zo veel mooie verhalen, het past niet allemaal in dat ene uurtje. Sommige mensen komen er vaker voor terug, geen rondleiding is hetzelfde, er is altijd wel weer iets nieuws te vertellen.’ En ook te zién: niet alleen het kronkelige doolhof in het gebouw maar ook het geweldige uitzicht vanaf de toren is steeds weer verrassend.
Meer weten? www.landhoofd024.nl
Tekst: Anne Oude Egberink
Foto’s: Ger Neijenhuyzen