Waar Gebeurd?! – ‘Ken je me nog?’

In de jaren 50 was de Wolfskuil, de Kuul, als stadsdeel al een echte volkswijk. De meeste mensen waren ‘Nimwegenuiren’ en in veel gezinnen waren kinderen. Babyboomers. Een volksbuurt waar van alles gebeurde en er gebeurde niets bijzonders. De mannen werkten, vaak in de bouw, de vleesindustrie of in de schoenindustrie. Nijmegen was een werkstad met de daarbij behorende industrie. De vrouwen hadden soms een bescheiden bijbaantje en zorgden vooral voor het gezin. In de Klaverstraat woonde ook zo’n doorsnee gezin, de van Duinens. Vader van Duinen, moeder en een kind, zoonlief Karel. De familie was gelukkig met elkaar, vader werkte bij Robinson schoenen, moeder thuis en Karel, 11 jaar, in de vijfde klas van de Lagere School. Toen Karel werd geboren had zijn vader in de buurt trots verteld dat zijn zoon ‘er als een scheet uitkwam’. In de logica van toen werd Karel dus Scheet genoemd. Bijnamen waren in deze volkswijk in die tijd heel gewoon. Recht tegenover Scheet woonde zijn beste vriend Bennie van Zon. Bennie zag er uit als een veenbrand: stekeltjeshaar en vuurrood. Hem noemden ze uiteraard de Rooie. Hij had de tweelingzussen Doreen en Marleen en zij heetten de Eendjes in de volksmond. De vader van Bennie was vrachtwagenchauffeur en soms meerdere dagen van huis. Karel en Bennie zaten in dezelfde klas en waren veruit de slimsten. De term hoogbegaafdheid kenden ze nog niet zo. Dat was als benaming ook veel te sjiek, daar deed je niet aan, bang om verweten te worden het hoog in de bol te hebben. Normaal doen was veruit de norm. In de wijk kwamen allerlei mensen hun diensten aanbieden. Uiteraard de bakker en de melkboer, maar ook de marskramer met zijn fournituren, de scherensliep om scharen en messen te slijpen, colporteurs met altijd een aanbieding in goedkope dekens en ook een oud ijzerboer. Ze belden aan bij elk huis. De oud ijzerboer had een flinke bakfiets waar hij het oude ijzer op laadde, zijn lading wegbracht en weer terugkwam voor de volgende. Hij zag er niet ongevaarlijk uit met zijn zwarte kraaloogjes, zijn spitse neus en een baard van een week. Hij sliste ook een beetje wat hem nog meer sinister maakte. Sterk, pezig mannetje en hij schold op de kinderen in de straat als die hem in de weg liepen; joeg ze weg bij zijn bakfiets. Hij werkte de hele wijk af en dan zag je hem een half jaar niet. Voor de straatschoffies was hij een uitdaging. Ze pestten hem als hij bij een klant binnen was door het ijzer van de bakfiets te halen en een keer had een jongen uit de Bosbesstraat een band lek gestoken. De oud ijzerboer was razend geworden, had de jongens achterna gezeten en was direct nadat hij de band geplakt had verdwenen.

Klaverstraat hoek Varenstraat 1949
Klaverstraat hoek Varenstraat 1949

Na de 2e Wereldoorlog besloot de Nederlandse regering een Bescherming Bevolking (BB) op te richten met het doel de bevolking te beschermen bij bombardementen. Door het hele land werden mensen gerekruteerd om hier aan mee te werken. Veelal vrijwilligers. Ook in de Wolfskuil waren wel vrijwilligers verbonden aan de BB. Om de zoveel tijd moest er geoefend worden en in de vroege lente van 1958 vond zo’n oefening plaats op het trapveldje aan de Bosbesstraat-Mirtestraat. Het Don Boscogebouw aan de Mirtestraat werd als uitvalsbasis en steunpunt gebruikt. In de vooravond werden er verschillende vuurtjes gestookt en stonden soldaten van de MGD, de Militaire Geneeskundige Dienst, hospiks in het militaire jargon, paraat en vrijwilligers van de BB stonden klaar om als ‘slachtoffer’ opgemaakt te worden. Alles in paraatheid om de ‘gewonden’ af te voeren naar het Don Boscogebouw. De vader van de Rooie, Kees van Zon, was ook een van de ‘gewonden’. De straatjeugd vond het wel spannend allemaal en verzamelde zich rond het veldje.

De slachtoffers deden erg hun best om op gewonde burgers te lijken met veel gekreun en gekerm. De meest erge gewonden werden in een Rode Kruiswagen vervoerd, maximaal 50 meter, en naar het Don Boscogebouw gereden waar ze werden opgelapt om met nieuwe ‘verwondingen’ weer mee te spelen. De minder ernstig gewonden liepen kreupel, kermend en kreunend naar de hulppost ondersteund door de mensen van de BB. De jeugd porde de gewonden extra met een kneepje hier en een schopje daar tegen een been, arm of buik om het allemaal nog erger te maken. Toen het bijna donker was liep Scheet tussen de gewonden door, klierde ook hier en daar en kwam in de ietwat donkere hoek aan de Cyclamenstraat. Er was daar iets aan de hand wat niet in het scenario paste. Er zat een man in een zwarte overall, een donkere das om zijn gezicht en met een helm op, bovenop een andere man. De man, het vermeende slachtoffer schreeuwde het uit en dat schreeuwen klonk Scheet wel heel echt in de oren. Hij liep er op af en zag de man met een zwaaiende arm neerkomen op de man onder hem. Meerdere malen. Toen hij Scheet zag maakte hij dat hij weg kwam. Scheet zag een gedeelte van zijn gezicht en schrok zich rot; het was de oud ijzerboer. Hij herkende hem aan zijn postuur maar vooral aan zijn priemende, koolzwarte ogen. Scheet knielde naast het slachtoffer en zag donkere plekken op z’n blouse die snel donkerder werden. Uit de rechterkant van het gezicht stroomde bloed op de grond in het zand en hij zag dat het oor was afgesneden. Hij schrok zich kapot toen hij zag dat het Kees was, de vader van de Rooie en de Eendjes. Scheet begon te gillen, wat indruk maakte want snel kwamen twee hospiks toegesneld. Ook die begonnen te schreeuwen en er kwamen meer mensen omheen staan. Scheet maakte dat hij weg kwam. Hij trilde helemaal en zijn hart bonkte in zijn keel. In de Cyclamenstraat moest hij bijkomen van wat hij had gezien en ging tegen een muurtje zitten. Hij had het om beurten koud en warm en in zijn hoofd gierden de beelden van wat hij had gezien dooreen. Kees was echt gewond, misschien was hij wel dood! Het was inmiddels helemaal donker geworden, de politie was met loeiende sirene aangekomen en het was chaos. De oefening werd onmiddellijk afgebroken maar het publiek bleef hangen om de ontwikkelingen maar niet te missen. Scheet stapte op, helemaal over zijn toeren. Via de Nieuwe Nonnendaalseweg en de Varenstraat liep hij terug naar huis. In de Bosbesstraat was het nog steeds een drukte van jewelste. Tussen de Mirtestraat en de Klaverstraat hadden de straatschoffies met een katapult de lampen uit de lantaarnpalen geschoten zodat dat stuk van de Varentraat donker was. Uit de huizen kwam nauwelijks licht. Toen Scheet daar liep werd hij opeens aan zijn haren achterover in een tuin met volle begroeiing getrokken. Hij hoorde een mes openklappen en kreeg de punt van het lemmet tegen zijn kin. ‘Kop dicht anders snij ik je moeders strot af en bij jou je oren, begrepen?’ Scheet stond doodstil, niet eens in staat zich te bewegen. ‘Begrepen?’ sliste de man opnieuw. Scheet wist het nu zeker; het was de oud ijzerboer. Hij knikte zo goed als het ging. De ijzerboer trok het mes terug en gaf Scheet een harde stomp tussen zijn schouderbladen. Eenmaal thuis dook hij gelijk zijn slaapkamer in en begon onbedaarlijk te huilen. Hij huilde en beefde ongecontroleerd een eeuwigheid tot zijn moeder de kamer in kwam. Hij vloog zijn moeder om de hals maar hij zei niets. Ook niet toen zijn moeder aandrong. Hij huilde uren achtereen tot hij geen tranen meer over had en bleef zijn moeder strak vasthouden. Het bericht ging dezelfde nacht door de Wolfskuil: Kees van Zon was vermoord. Doodgestoken!

BB oefening voor  voor Huize Juliana  schependomlaan jaren 50
BB oefening voor voor Huize Juliana Schependomlaan jaren 50

De politie kwam aan de deur en ondervroeg Karel. Hij vertelde wat hij had gezien behalve de dader, daar hield hij zijn mond over. Hij ging de eerste dagen niet naar school maar bleef ziek thuis. Hij kon het niet verwerken, kon er gezien het dreigement met niemand over praten, kropte het op en keerde helemaal in zichzelf. Op school hing hij maar een beetje in zijn stoel en voerde geen bal meer uit. De meester dacht hem te begrijpen en liet het maar zo. Karel liep toch al ver vooruit op zijn klasgenoten. Met Bennie ging het al niet veel beter. Zijn vader was vermoord en de impact was heel groot. Zíjn vader was vermoord! Hij was maandenlang ontroostbaar en net als Karel niet te genieten. Ze zagen elkaar alleen nog in het klaslokaal. Langzaam, heel langzaam kwamen ze weer tot zichzelf, zochten elkaar weer op maar praatten niet met elkaar over wat er gebeurd was. De Eendjes, Doreen en Marleen, hadden elkaar en gedrieën hadden ze hun moeder. De bijnamen waren automatisch weggevallen. Ze waren een stuk ouder geworden, doorgeschoten, en vervreemden nog meer van hun klasgenoten en de jongens in de buurt. Ze hadden elkaar en dat was genoeg.

In het nieuwe schooljaar begon alles weer bijna als vanouds. Het zesde jaar op de Lagere School stond in het teken van de vervolgschool. Er gebeurden wel héftige dingen dat eerste halve schooljaar. Ten eerste werd Karel flink ziek en moest weken het bed houden. Hij was in quarantaine. Om toch maar eens naar buiten te kunnen kijken had hij zijn bed onder het raam geschoven en wat hem opviel was dat Bennies moeder een grote rode vaas voor het huiskamerraam had gezet. Karel had die vaas nog nooit gezien. Op enig moment was de vaas weg en hoorde hij iemand op een gammele fiets aan komen rijden. Hij keek door het raam en zag een man in een donkere broek en dito jack. Hij was klein van stuk, had zwarte krulletjes, was glad geschoren maar vooral het litteken op zijn wang was opvallend. De man zette zijn fiets tegen het tuinmuurtje, spiedde in het rond en belde bij van Zon aan. Bennies moeder deed open en de man ging naar binnen. Karel was onrustig geworden, had een steen in zijn maag. Het postuur van de man maar vooral zijn stekende zwarte kraaloogjes deden hem denken dat hij de man ergens van kende. Half achter het gordijn bleef Karel uit het raam kijken tot de man weer naar buiten kwam en hij de man frontaal in zijn gezicht keek. Hij schrok zich dood! De man was de oud ijzerboer maar had een metamorfose ondergaan. Zijn grauwe teint was weg, zijn vanouds ongeschoren gezicht was glad geschoren en hij zag er verzorgd uit. Maar hij was het wel, de ijzerboer! Karel begon te huilen en kreeg heftige buikpijn. Wat was hier aan de hand?! Een half jaar nadat de ijzerboer Kees van Zon had vermoord werd hij bij van Zon binnengelaten! Karel keek nog eens naar buiten en zag dat de rode vaas weer op zijn plaats stond. De weken dat Karel aan bed gekluisterd was kreeg hij het door: als de vaas weg was kwam de ijzerboer op bezoek. Eenmaal beter probeerde hij Bennie uit te horen maar die wist nog van niets. Het tweede ingrijpende in Karels leven was dat zijn moeder kanker kreeg en naar het Canisius Wilhelminaziekenhuis moest. Er kwam een onheilstijding: uitgezaaid en zeer agressief. Terwijl de ijzerboer zich in Bennies gezin binnendrong en Karel dit zeer ongerust zag gebeuren, verloor hij zijn moeder. Karel was ontroostbaar en heel kwaad. Zijn moeder was de liefste op de wereld en de moordenaar van Bennies vader had een relatie met Bennies moeder. Het dreigement was veranderd. Karels moeder kon ‘de strot’ niet meer worden afgesneden en voor hemzelf boeide het allemaal niet meer. Op een morgen liep hij het politiepostje aan de Koninginnelaan binnen en vroeg naar de hoogste agent in rang.

De Oranjesingel gold in de jaren 70 als een singel met de allure behorende bij een middelgrote stad. Statige herenhuizen langs beide kanten begeleidden je de stad uit en waren stadinwaarts de entree. Notabelen zoals tandartsen, notarissen, accountants en advocaten hadden op de singel hun praktijk. Halfweg was het advocatenkantoor van Duinen, Blanken en Grootven. Blanken en Grootven waren oud studiegenoten van Karel van Duinen en samen hadden ze dit kantoor met succes opgezet. Karel was na de Lagere School naar de HBS gegaan, de Hogere Burger School, samen met Bennie. Na de HBS was Karel rechten gaan studeren aan de universiteit  en Bennie was naar de KMA (Koninklijke Militaire Academie) in Breda gegaan. Bennie was inmiddels grootmajoor en op weg een belangrijke officier te worden in de krijgsmacht. Karel was een succesvolle strafpleiter. De beginnende relatie van Bennies moeder met de ijzerboer was direct na de arrestatie van de ijzerboer beëindigd. De ijzerboer, Sjonnie Meeuwsen, en Bennies moeder waren samen opgegroeid in Brakkenstein en kenden elkaar daarvan. Bennie had zijn moeder heel lang nagedragen dat zij een relatie was begonnen met de moordenaar van zijn vader. Sjonnie Meeuwsen had de moord gepleegd om de weg vrij te maken een relatie te beginnen. Sjonnie was veroordeeld tot 20 jaar en had nooit dispensatie gekregen wegens herhaald wangedrag in de gevangenis. Tijdens zijn studie had Karel een van de eendjes, Doreen, opnieuw ontmoet in het uitgaansleven en was met haar getrouwd. De band met Bennie was daardoor nog hechter geworden. In 1978 zat de straf van Sjonnie Meeuwsen er op en kwam hij vrij. Het was een klein bericht op het nieuws geweest wat Karel had gemist maar waar Doreen hem op had gewezen. Karel had zijn schouders er over opgehaald, het deed hem niets.

Elke middag onder de lunchpauze liep Karel de Oranjesingel af naar de Waalbrug tot de Lentse dijk en weer terug. Hij had dat nodig om zijn brein te resetten. Zo ook deze zonnige dag. In gedachte liep hij stevig door maar hij voelde zich onrustig. Kwam het door de zaak waar hij aan werkte of was het iets anders? Hij liep stevig door, het was fris die dag en zo bleef hij een beetje warm. Midden op de Waalbrug stapte een kleine stevige man voor hem en hield hem met één hand staande. Karel zag zijn smalle gezicht met het litteken en priemende koolzwarte ogen die hem indringend aankeken, het rood op de wangen en wat schuim in de mondhoeken. De man stak zijn wijsvinger omhoog. Sjonnie Meeuwsen. ‘Ken je me nog?’

“Trajanus” zette Hees en omgeving in vuur en vlam

Duizend noodwachters kwamen te pas aan de grootste oefening van Bescherming Bevolking, die tot dusver in Nijmegen is gehouden, en waar voor als plaats van handeling een groot gebied in en om Hees was gekozen. De oefening werd bijgewoond door verscheidene autoriteiten. Voor het eerst werkten nu ook de padvinders van de EHBO Verkennersgroep mee.

Verondersteld werd dat de vijand luchtaanvallen uitvoerde op havens, vliegvelden en grote steden op het vasteland van Europa en dat ook Nijmegen werd getroffen. Behalve de manschappen en het materieel van wijk 5 werden ook ondersteuningsploegen uit andere wijken en tachtig procent van de overheidsdiensten opgeroepen. Tevoren was een groot aantal van 80 gewonden door de schminkgroep in desolate staat gebracht. Helaas viel bij deze oefening ook een echte gewonde, namelijk verkenner W. de Rooy; hij viel van een muurtje en moest met inwendige verwondingen naar een ziekenhuis worden gebracht. De oefening die de trotse naam “Trajanus” had meegekregen, duurde tot laat in de middag.

Dit was het bericht in het Nijmeegs Dagblad van 11 mei 1959. De heer Sjaak Mulder schreef het verhaal in deze aflevering van Waar Gebeurd?! Een verzonnen verhaal, maar wel gebaseerd op een echte gebeurtenis in het verleden in Oud-West. Dhr. Mulder schreef De Wester in een toelichting dat er eind jaren vijftig heel vaak van dit soort oefeningen werden gehouden, zo ook in de Wolfskuil. Er zijn vast lezers die ook zo’n verhaal uit hun mouw kunnen schudden. De Wester plaatst ze graag en hebt u hulp nodig bij het uitwerken bijvoorbeeld, aarzel niet, wij steken graag een handje toe. Let wel goed op de tijd en de plaats. Alles moet kloppen. Zo had vijftig jaar geleden nog niemand van de Jumbo gehoord, maar waren er talloze kleine winkeltjes in de Waterstraat. De maximale lengte houden we op zo’n 2400 woorden. Er zit veel schrijftalent in de Wolfskuil en het Waterkwartier, dus doe je best!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.