Kamperfoeliestraat

De Kamperfoeliestraat ligt in de Wolfskuil in een gedeelte van de wijk waar de straten zijn genoemd naar bloemen en planten. De straat loopt licht naar beneden van de Floraweg naar de Bosbesstraat en wordt in tweeën gehakt door de Varenstraat. Het eerste en bovenste deel telt 39 en het tweede deel  41 huisnummers. De straatnaam is vastgesteld in 1937 en ook de woningen zijn vlak voor de Tweede Wereldoorlog gebouwd.

Wim en Toos Phoelich

In het eerste deel aan de oneven kant wonen Wim Phoelich en zijn vrouw Toos. Wim: ‘Ik ben geboren in 1954 achter de botterkeet aan Weurtseweg 13. Het pand is nu gesloopt. Toen ik 10 jaar was, verhuisden we naar de Korhoenstraat. Een typische arbeidersstraat. Mensen werkten daar bij Robinson, zoals mijn vader, of ASW, Fasto of Swift.’ Toos is net zo oud als Wim. ‘Ik ben geboren in Groesbeek. Daar hebben we bij het uitgaan elkaar ook leren kennen.  We zijn getrouwd in 1975. Het eerste jaar woonden we bij mijn ouders in, maar omdat Wim niet economisch gebonden was aan het dorp mocht hij er niet ingeschreven worden.’

‘We verhuisden naar Heseveld,’ gaat Wim verder, ‘de Simon Stevinstraat en later naar de Varenstraat. Toen ze daar huizen gingen renoveren, zijn we naar de Kamperfoeliestraat getrokken. Dat was in 1985. Nu 33 jaar geleden. Ik werkte op de bouw als ijzervlechter. Zwaar werk. Zes jaar geleden scheurde plotseling mijn aorta. Nu ben ik vervroegd met pensioen. Ik wilde hier heel graag wonen, omdat ik er mijn duiven kon houden; in deze hoek met de Distelstraat zaten nog vijf duivenmelkers.’

Wim en Toos Phoelich

Portaal

‘We hebben twee kinderen,’ vertelt Toos. ‘Onze jongste zoon is hier ook in de straat gaan wonen. Hij heeft in 2005 een huis gekocht, want de wachttijd voor een huurwoning kon tot acht of negen jaar oplopen.’ Wim: ‘Wij konden het huis ook ooit kopen. Voor 65.000 gulden en we zouden 10% korting krijgen, omdat we hier al zo lang woonden. We hebben het niet gedaan, want we vonden zelf dat we daar toen al te oud voor waren. Ik denk dat in dit deel van de straat nog zo’n tien huurhuizen zijn. Dat zijn bijna allemaal de mensen die hier het langst wonen. Nu verkoopt Portaal niet meer.’

Vergeleken met vroeger wonen er nu meer jonge gezinnen en zijn er ook studenten in het straatbeeld verschenen. ‘Veel zijn van buiten de stad en meer op hun eigen,’ vertelt Wim. ‘Dat is wel jammer, want dan knoop je daar niet zo makkelijk een gesprek mee aan. Nieuwkomers houden ook minder rekening met elkaar. Zakken huisvuil of de kliko’s staan er soms een hele week. Dat trekt ratten aan. Ik heb daar ooit een man van Portaal op aangesproken, die me zei dat ik de afdeling Toezicht moest bellen. Ik daar mijn verhaal gedaan, maar nooit meer iets op terug gehoord. Op de hoek met de Varenstraat worden zomaar matrassen gedumpt. Tuinen worden ook slecht bijgehouden. Veel overhangende takken, waar je zeiknat van wordt als het geregend heeft.’

Bomen

‘We zijn wel blij dat eindelijk die bomen gekapt zijn,’ gaat Toos verder. ‘Bij sommige huizen haalden die al het licht weg en hingen de takken tot ver in de voortuin. De wortels kropen omhoog en maakten het trottoir onbegaanbaar. En dan die troep die ervan omlaag kwam. Dat bleef plakken en sleepte je vaak mee naar binnen toe.’ ‘Die bomen hoorden in de Goffert, niet hier,’ bromt Wim. ‘Ik hoop dat ze snel de stronken weghalen. In het donker zie je ze niet; de buurvrouw is er met de auto al op gereden.’ Wim kan zich ook ergeren aan de bureaucratie op het gemeentehuis. ‘Vorig jaar september was er al besloten dat die bomen weg zouden gaan. Maar dan duurt het nog negen maanden voor het zover is. Bij de renovatie door Portaal enkele maanden geleden, liepen ze elkaar ook in de weg. Ik zag koekenbakkers met twee linkerhanden rondlopen.’

Nu alles achter de rug is, zijn Wim en Toos tevreden met het resultaat. Toos: ‘We hebben verder over Portaal weinig te klagen hoor. De huur is ruim driehonderd euro. Dat is veel minder dan sommige andere huurhuizen in de straat. Die betalen al bijna zeshonderd per maand.’

Het is verder een rustige straat. Vormen van criminaliteit kunnen ze zich niet herinneren. Het is er wel erg smal. Wim: ‘Ooit is er sprake geweest het trottoir met één tegel te versmallen om de straat breder te maken. De parkeerruimte is ook beperkt.’

Vissen

Er wonen veel mensen met een buitenlandse achtergrond, maar Wim en Toos bemoeien zich weinig met de rest van de straat. In de woonkamer staat over de breedte van een wand een groot aquarium en Wim’s hobby is vissen. ‘Nadat zes jaar geleden mijn aorta scheurde, mag ik niks meer sjouwen. Het was even kantje boord en ik moet het rustig aan doen. Dat ik ineens niet meer mocht werken, was erg wennen. Aan verhuizen hebben we nooit gedacht en zie ik ook niet gebeuren in de toekomst.’

Henk en Toos Peters

Henk en Toos Peters

Ook in het eerste deel wonen Henk en Toos Peters. Zij wonen het langst in de Kamperfoeliestraat. Al 52 jaar. Henk vierde afgelopen mei zijn tachtigste verjaardag. Het is hem niet aan te zien. ‘Ik ben geboren in 1938 in de Onderstad aan de Korenmarkt. Mijn vroegste herinnering is het bombardement in februari 1944. Dat ik door het raam naar buiten keek en alleen maar puin en vuur voor mijn ogen zag. We hadden thuis drie kinderen. Mijn vader was een avonturier. Zo vocht ie als oorlogsvrijwilliger in Indonesië en Korea. We verhuisden ook vaak. Dat vond ik niet altijd even leuk. Had je net vriendjes gemaakt in een buurt en op school, vertrokken we weer. Zo woonden we verder in onder andere de Anjelierenweg, in het Willemskwartier en ook hier in de Kuul. Toen ik veertien jaar was, moest ik gaan werken en ik begon bij de Honig. Vermicelli inpakken. Na een paar jaar had ik het wel gezien daar en wilde ik gaan varen. Ik vertrok naar Rotterdam en werkte twee en een half jaar op de Holland-Amerikalijn.’

Henk kwam weer terug naar Nijmegen, ging in militaire dienst en daarna aan de slag bij Friden, wat later Singer werd en nog later Tealtronic. Daar werkte hij zeventien jaar. Hij besloot zijn werkzame leven op de Limos kazerne in Oost in het magazijn en later op de postkamer totdat de kazerne in 1994 gesloten werd en Henk op zijn 56ste met een vervroegde pensioenregeling thuis kwam te zitten.

De Kamperfoeliestraat in 1949

Rimboe

Toos van Eldik is geboren in de Ericastraat, het hart van de Rimboe, in 1942. Daar heeft ze alleen maar goede herinneringen aan. Haar vader was huisschilder. ‘In 1958 leerde ik Henk kennen,’ begint Toos. ‘Twee jaar daarna zijn we getrouwd. De eerste jaren woonden we bij mijn oma in. Via Friden kregen we een huis in Oost in de Olijfwilgstraat, maar ik miste de Kuul ontzettend. Ik ging er bijna dagelijks naar terug.’ ‘Toen besloot ik een advertentie voor woningruil te plaatsen,’ gaat Henk verder. ‘Na de tweede advertentie kwam er een reactie uit de Kamperfoeliestraat. Beter kon niet. Binnen twee weken was het geregeld en zo konden we hier in 1966 intrekken.’ Toos: ‘Er woonde hetzelfde slag volk als in de Rimboe. Daar was geen verschil tussen. Veel personeel van de Spoorwegen. Toen we hier kwamen, waren we de jongste bewoners in de straat, nu de oudste. Er waren veel kinderen. Winkels zijn er nooit geweest.’

De bomen die de gemeente onlangs liet kappen, stonden er nog niet. Henk: ‘Ik herinner me nog dat het tuinbedrijf van Jacobs aan de Molenweg ze hier kwam plaatsen. Ze zeiden meteen dat de bomen niet geschikt voor in een straat waren, maar de gemeente had het nu eenmaal zo besloten,’ verzucht Henk.

Straatfeest

Van enige vorm van criminaliteit hebben Henk en Toos nooit iets gemerkt. Enige overlast was er ooit van een groepje jongeren dat zich op de hoek met de Varenstraat ophield. Toos: ‘Ze kwamen niet hier uit de wijk. Er is snel door de politie tegen opgetreden en we hebben ze daarna nooit meer teruggezien.’ Afgezien van één keer, begin jaren negentig, is er nooit iets gezamenlijks georganiseerd in de straat. Henk: ‘Toen leefde Wim Jansen nog en vooral hij zorgde voor een straatfeest. Er stond een grote tent voor de deur met een tap. Er was ook muziek en vertier voor de kinderen. Dat was erg gezellig en jammer dat het bij die ene keer gebleven is. Vroeger zat iedereen in de zomer buiten in de voortuin. Er was ook dan altijd wel iemand die zorgde dat er muziek was en niemand klaagde. Nu zijn Truus en ik meestal de enigen die nog buiten zitten. Dan ga je na eventjes ook maar weer naar binnen. Maar we hebben hier altijd met veel plezier gewoond, hoor.’

Over Portaal hebben ze niks te klagen. Ook voor Henk en Toos is de huur nog laag. Ze hoefden bij de laatste renovatie ook geen centrale verwarming. Toos: ‘We hadden geen zin in dat geboor in huis en alles onder de troep. Zo’n haard is toch ook veel gezelliger?’ Ergeren kan Henk zich alleen maar aan sommige voor- en achtertuintjes. ‘Echt waar, op sommige plekken groeit het onkruid tot boven je knieën. Doodzonde en eigenlijk een schande. Het zijn niet alleen studenten hoor, alhoewel die het ook niet interesseert in welke straat of wijk ze wonen. Vroeger was bij een EK of WK voetbal de hele straat oranje. Zaten we met een kratje bier in de voortuin.’

N.E.C.

Henk is een fanatieke N.E.C.-supporter. ‘Ik heb al bijna vijftig jaar een seizoenkaart. Vroeger liepen we met een grote groep richting stadion. Nu ben ik daar nog alleen van over. Ik ga altijd te voet. Ik vind het mooi om zo bij de Goffert aan te komen. Met elke stap dichterbij groeit de spanning. Eerst zat ik altijd bij de klok, daarna vlakbij het scorebord waar een man een ladder op moest wanneer er gescoord was. Het afgelopen seizoen zat ik in vak Z. Na dit dramatische seizoen heb ik wel even getwijfeld of ik weer een seizoenkaart zal nemen, maar het zal er toch wel weer van komen. Van mij mag Mario Been weer terugkomen!’

Henk en Toos zijn allebei nog kerngezond. Als ze ooit de trap niet meer op kunnen dan halen ze het bed naar beneden, want verkassen komt niet ter sprake. Henk: ‘Ik droomde van de week dat Toos ineens wou verhuizen. Ik werd badend in het zweet wakker.’ Voor Henk zijn tachtigste verjaardag was het huis te klein. Met drie kinderen, vier klein- en nog eens drie achterkleinkinderen werd dit met verdere familie en vrienden in café West End gevierd.

Burhan Temir

Het tweede deel van de Kamperfoeliestraat ademt een gemoedelijker sfeer uit. Wanneer de Wester na een warme dag aan het begin van de avond op bezoek gaat bij Burhan Temir, zit een deel van de bewoners in de voortuin uit te buiken. Het is nog ruim twintig graden en de zon heeft er vrij spel nu ook in dit deel van de Kamperfoeliestraat de hoge bomen geveld zijn. Burham heeft een ruim tuinameublement in zijn versteende voortuintje. Aan de overkant zitten Jos de Ridder en zijn vrouw Truus voor hun huis en zullen even later bij Burhan aanschuiven. Dat geldt ook voor beide buren aan weerszijden van het huis van Burhan. Aan de rechterkant is dat oma Riet. ‘Zij is 77 jaar,’ begint Burhan, ‘en de oma van de hele straat. Wij zijn hier één grote familie.’ Dat beeld wordt later bevestigd wanneer een andere overbuurvrouw bij Riet een pakje komt ophalen, wat de postbode eerder die dag bij Riet had achtergelaten, toen de bewoonster niet thuis was.

Burhan Temir wordt volgend jaar zestig en is geboren in Kayseri, een industriestad in het midden van Turkije. Burhan: ‘In 1979 kwam ik naar Nederland. Eerst met het idee om hier te gaan studeren. Ik had in Turkije een opleiding vergelijkbaar met de havo gevolgd. Ik werd echter niet toegelaten en moest gaan werken. Eerst vijf jaar in het slachthuis, al mocht ik als moslim eigenlijk niet met varkens omgaan. Daarna ben ik de horeca ingegaan. Zo begon ik met een compagnon Portofino in de Smetiusstraat en daarna had ik een koffiehuis aan de Koninginnelaan, waar altijd veel Turken gewoond hebben. Dat was eind jaren tachtig. Daarna werkte ik nog een aantal jaren bij Schothorst, een velgenfabriek in Boxmeer en bij Philips. Toen kreeg ik echter hartproblemen en werd voor dertig procent afgekeurd. Via Breed werk ik nu al acht jaar als conciërge op basisschool de Vossenburcht in Hatert.’

Truus, Jos, Burhan en Sennaz

Wijkraad

Toen Burhan amper in Nederland was, ontmoette hij Sennaz en een jaar later trouwden ze. Ze kregen drie dochters en inmiddels ook al enkele kleinkinderen, die vaak aan de Kamperfoeliestraat te vinden zijn. Ze woonden in de Bronsgeeststraat, het Pieter Postplein en sinds 1990 aan de Kamperfoeliestraat. Burhan en Sennaz stonden ook enige jaren met een foodtruck op markten en braderieën en verkochten eigengemaakte hapjes. ‘Daar zijn we vanwege onze gezondheid mee gestopt,’ vertelt Burhan. Hij is ook zo’n vier jaar actief in de Wijkraad Wolfskuil. ‘Ik heb altijd mee willen doen, over dingen meepraten. Als ik vlekkeloos Nederlands zou praten, was ik zeker de politiek ingegaan. Ik heb in de Wijkraad wel meteen de overlast van de bomen aangekaart. Het duurde wel wat lang voordat de gemeente in beweging kwam, maar nu zijn ze eindelijk weg. Er komen kleine boompjes voor in de plaats.’

Jos en Truus

Inmiddels zijn de overburen, Jos en Truus,  ook bij Burhan in de voortuin aangeschoven. Truus: ‘We hebben nu weer zon in de straat, het is overal veel lichter geworden en de straat lijkt een stuk breder.’ ‘Misschien op een paar na, maar verder wilde iedereen die bomen weghebben,’ gaat Jos verder. ‘Het gaf ontzettend veel troep. Bijna het hele jaar door. De gemeente maakte de straat nooit schoon, dat moesten we zelf doen. We kregen zelfs geen afvalbak op de hoek van de straat.’ Jos is geboren Kuuler. Opgegroeid in de Varenstraat en voor de Kamperfoeliestraat hoefde hij alleen maar de hoek om. Het grenst aan wat vroeger de Rimboe werd genoemd. ‘Ach, er moest wel eens politie komen, maar de saamhorigheid was nergens groter. Nu is het natuurlijk allemaal wel mooier geworden, maar echt niet gezelliger. Hier in de straat ook niet. De ouwe hap, wij dus, zit nog buiten, maar de nieuwkomers gaan overdag werken en ’s avonds komen ze hun huis niet meer uit.’ Riet: ‘Vroeger hield iedereen zijn tuin bij, werd de stoep schoongeveegd, maar dat zie je niet meer.’

Oma Riet

Er wordt geturfd hoeveel huizen Portaal de laatste jaren verkocht heeft in dit deel van de straat. Ze komen tot de helft. Truus: ‘Het zijn veelal yuppen die de huizen gekocht hebben, behalve Rocky, dat is nog een halve Kuuler. Ook studenten, prima hoor, maar gezelliger wordt het er niet op.’ Naast Burhan wonen er meer mensen in de straat met een buitenlandse achtergrond. Problemen heeft dat nooit gegeven. Ook qua criminaliteit moeten ze ver in de tijd terug gaan. Jos: ‘We sliepen met de deur los, je hoefde nergens bang voor te zijn.’ Van hangjongeren hebben ze nooit last gehad. ‘Het zijn alleen de ouderen die hier hangen,’ lacht Riet. Overlast is er vooral van de hondenpoep. Als het donker is, ruimen de baasjes van die honden zelden iets op.

Ze zijn er wel van overtuigd, dat het in dit deel van de Kamperfoeliestraat leuker wonen is, dan in het eerste stuk. Een straatfeest hebben ze nooit georganiseerd, want volgens de bewoners is het er altijd feest. Er is ook niemand die aan vertrekken denkt. Riet: ‘Ik verhuis nog één keer, en dat is naar Jonkerbos!’

Tekst: Michiel van de Loo
Foto’s: Dave van Brenk

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.