In de wijken Wolfskuil en het Waterkwartier wonen vele nationaliteiten; mensen met verschillende etnische-culturele achtergronden. In de jaren 60 en 70 kwamen mensen uit Spanje, Portugal, Griekenland, Turkije, Marokko, Tunesië en Joegoslavië naar Nederland om te werken. Gastarbeiders. In eerste instantie dacht men dat deze mensen tijdelijk arbeid zouden verrichten in Nederland om daarna weer terug te keren. De economie floreerde in Nederland, maar niet in sommige landen waar de gastarbeiders vandaan kwamen. Veel gastarbeiders bleven in Nederland. Waaronder ook een aantal bewoners van de Wolfskuil.
De redactie van de Wester gaat op zoek naar Kuulse gastarbeiders met de vraag hun verhaal te vertellen.
Tomas uit oud-Joegoslavië is tevreden in de Wolfskuil
“Ik voel me thuis in deze leuke, levendige buurt”
Tomislav Markovic, 69 jaar, komt uit oud-Joegoslavië zoals hij het zelf verteld. Hij zegt er echter snel achteraan dat hij uit Servië komt. Sinds het uiteenvallen van Joegoslavië in 1992 wordt er vaak nadrukkelijker gevraagd uit welk deel van het gebroken land men komt.
Begintijd
Wanneer bent u naar Nederland gekomen? Hij weet het nog precies; hij kwam op 23 mei 1970 alleen in Nederland aan met niets meer dan een kleine koffer met wat kledingstukken. Als 23-jarige werd hij gehuisvest in een barak in Cuijk, waar hij een slaapplaats kreeg. Een kleine ruimte die hij deelde met meerdere andere mannen van verschillende komaf. Vooral Spanjaarden. Dat is nu ruim 47 jaar geleden. Over die tijd zegt Tomas: ‘Het was een spannende, maar ook een moeilijke tijd. Ik kende de Nederlandse taal niet; zij ook niet. In die tijd was er geen actief beleid rondom taal- en inburgeringslessen. Ik ging niet naar school om Nederlands te leren; we leerden van elkaar. Vaak met handen en voeten….. en veel gelach. De Nederlandse taal is echt niet gemakkelijk; vooral de klanken zijn zo anders dan in mijn taal’.
Achtergrond vertrek
‘Ik kom uit de tijd dat Tito aan de macht was in Joegoslavië, er heerste een communistisch regime in het land en er was veel armoede, vooral op het platteland waar ik vandaan kwam. Ik heb mijn lagere school afgemaakt, maar moest op 14-jarige leeftijd al gaan werken. Geld verdienen, want we hadden het thuis niet breed. Via een advertentie van het “Joegoslavische arbeidsbureau” in de lokale krant zag ik een oproep om tewerk gesteld te worden in Nederland in de vleesindustrie’, vertelt Tomas. ‘Ik had geen vaste baan dus meldde mij aan. Ik kon aan de slag bij Homburg in Cuijk; daar zochten ze arbeidskrachten. Ik zei ja en verliet mijn ouderlijk huis voor een betere toekomst’.
Wat wist u van Nederland? ‘Ik wist niet veel over Nederland, de geschiedenis, de gebruiken en de mensen. Ik vertrok met de nodige spanning, maar ook nieuwsgierigheid. Ik moet het zelf zien, zelf ervaren. Wat mij zo verbaasde toen ik bij Homburg begon was de hoeveelheid vlees dat naar het buitenland geëxporteerd werd. Nooit eerder had ik zoveel vlees gezien. Uiteindelijk heb ik 38 jaar in de vleesindustrie gewerkt; mijn diploma’s vleesverwerking heb ik behaald bij Homburg. Begin jaren 90 werden er bedrijfsonderdelen van Homburg verkocht; het werk werd minder en ik verloor mijn baan na ruim 20-jaar dienstverband. Daarna heb ik bijna 18 jaar gewerkt via koppelbazen bij verschillende bedrijven in de vleessector. Na 38 jaar zwaar werk gedaan te hebben werd ik ziek; ik kon het werk fysiek niet mee aan’.
Betere toekomst
Weet u nog wat u verdiende? ‘Ja, ik verdiende fl. 89,= per week toen ik begon. We kregen toen ons geld nog in een lichtbruine envelop. Het was zwaar werk en mijn salaris werd in de loop der jaren steeds hoger, gelukkig. Het extra geld dat ik verdiende met overwerken stuurde ik naar mijn familie. Ik kom uit een gezin van vier kinderen; ik ben de oudste. Mijn ouders, broers en zus heb ik financieel veel geholpen. Het kon toen nog….. nu is dat niet meer mogelijk. De vaste lasten nu zijn hoog en mijn kleine pensioen is niet toereikend’.
Wat miste u het meest van uw eigen land hier in Nederland? ‘Ik miste mijn familie en vrienden enorm, maar vooral de omgang die we met elkaar hadden. Ik ging vaak met mijn vrienden naar lokale boerenfeesten in mijn geboortedorp of de omliggende dorpen. Soms liepen we 10 kilometer te voet of met de tractor, waar we dan met z’n allen op zaten. Het ging er vrolijk aan toe, maar ik begon er moeite mee te krijgen. Ik had weinig geld en bij ons is het gebruikelijk om bij iedere levensgebeurtenis geschenken te geven en met stappen te trakteren. Ik mis het gemoedelijke…. het relaxte gevoel’.
Leerde u ook Nederlandse mensen kennen of kende u vooral of alleen mensen uit uw eigen land? ‘Toen ik in Nederland kwam werkten er bij Homburg Nederlanders, maar ook Joegoslaven, Spanjaarden, Italianen, Turken; we werkten samen en de meeste van hen woonden ook in de barakken of pensions. We zochten elkaar op en gingen bij elkaar op bezoek, maar ik moet er eerlijk bij zeggen dat ik het meeste met mijn eigen landgenoten optrok. Het voelde vertrouwd en we spraken dezelfde taal. We liepen zelfs alle Joego-feesten af in de regio. Zo ontmoette ik mijn vrouw, die ook uit Servië komt, tijdens een van die feestjes in Heusden. Ze werkte toen in de conservenfabriek Jonker Fris.’
Leven in de Wolfskuil
Waarom bent u in Nederland gebleven? Met een grote glimlach op zijn gezicht geeft Tomas toe dat hij gehecht is geraakt aan de mensen, zijn vriendschappen, zijn werk, zijn buurt. ‘Mijn vrouw verhuisde naar Nijmegen en ging ook werken in Cuijk. We gingen samenwonen in een bovenwoning aan de Voorstadslaan en zijn in januari 1972 getrouwd. Onze eerste dochter is daar geboren. We hebben in die tijd veel vriendschappen gesloten met vooral Nederlanders uit het Waterkwartier. Toen de tweede dochter op komst was wilden we graag in de buurt blijven wonen; dichtbij het station. We deden een aanvraag voor een woning in de Wolfskuil en konden in de Bosbesstraat gaan wonen. Daar waren we heel blij mee. Ook hier leerden we snel veel mensen kennen. Het is een leuke buurt met allerlei soorten mensen én wat bijzonder is…. het is een wijk waar altijd iets gebeurt. We zijn een aantal keer verhuisd, maar zijn altijd in de buurt gebleven. Distelstraat, waar onze derde dochter geboren is en daarna naar de Klaverstraat. Hier wonen we nog steeds met veel plezier. Ondertussen zijn we opa en oma van vier kleinkinderen. We passen veel op, omdat de kinderen werken en nu voor henzelf een toekomst aan het opbouwen zijn’.
Voelt u zich na 47 jaar in Nederland, een beetje Nederlander? ‘Jawel, ondanks dat ik een Servisch paspoort heb ik voel ik mij Nederlander. Veel van mijn vrienden vinden dat ook. Eigenlijk zegt nationaliteit mij vrij weinig; het gaat om wie je bent. Ik ben een eerlijke, rustige man, geen crimineel. Ik heb altijd gewerkt voor mijn eigen geld. Ik hou van de structuur, de goede organisatie van Nederland. Het is hier goed geregeld. Ik had alleen wat meer willen leren, maar dat was in mijn tijd anders. De prioriteiten waren anders.’
Tekst: Biljana Marković
Foto’s: Ger Neijenhuyzen