Looimolenweg

De Looimolenweg kennen we sinds 1924, lezen we in het stratenoverzicht van Rob Essers. De straat is genoemd naar de Looimolen, ooit eigendom van Hendrik Hoogers, die naast leerlooier ook een verdienstelijk schilder en tekenaar was. De mythe gaat dat de molenaar iedere dag in de wieken moest klimmen om de omgeving af te speuren naar bloeddorstige wolven. Ontwaarde hij zo’n roofdier, dan blies hij op zijn trompet en waren de boeren uit de omgeving gewaarschuwd. Gezamenlijk probeerden ze de wolf in te sluiten en in een kuil te drijven. De Wolfskuil ontleent hier haar naam aan. De Looimolenweg is een korte straat met weinig bebouwing. Er staan twee panden die bewoond worden door studenten en er was een autospuiterij. Bij de overige bewoners is De Wester op bezoek geweest.

Henk Amelink

Als eerste gingen we langs bij de bewoners van de oude molenaarswoning. Dat zijn Henk Amelink en zijn vrouw. Zijn moeder is in 1911 geboren aan de Weurtseweg. Tijdens de oorlogsjaren kwam ze in Twente terecht, in het dorpje Lonneker, ten noordoosten van Enschede. Daar kreeg ze kennis aan de vader van Henk, die na de oorlog een succesvolle textielhandel begon. Al gauw had hij winkels verspreid over vooral Oost-Nederland. Ze trouwden en in 1949 werd Henk geboren. Hij was de vierde in een rij van zes kinderen. In 1955 breidde vader Amelink zijn imperium uit met een winkel in Nijmegen, in de Bloemerstraat; nu zit daar een sportwinkel, de Lopers Company. ‘In die jaren had niemand geld,’ begint Henk. ‘Als mensen trouwden en het geluk hadden een huis te krijgen, moest alles op afbetaling aangeschaft worden. Mijn ouders waren altijd erg druk. Tijd voor de opvoeding van hun zes kinderen was er nauwelijks. Daarom vonden mijn ouders het een goed idee mij naar een kostschool te sturen. Zo belandde ik in 1961 op het internaat Westerhelling bij de strenge fraters Maristen. Het staat me helder voor de geest dat ik in 1963 over de bevroren Waal liep. Ik heb tot mijn vijftiende op de Westerhelling gezeten. Ik was blij dat ik er af kon. Eigenlijk wilde ik helemaal niet meer naar school, maar ja, je moest toch wat en zo kwam ik uiteindelijk op de ulo in Lonneker terecht. Dat heb ik wel serieus aangepakt, en later heb ik ook nog de handelsschool en hogere textielschool gevolgd.’

Henk Amelink

Tapijthandel Amelink

‘Ik leerde een leuk meisje kennen, José, en we trouwden vrij jong. We waren nog maar twintig. Een moetje, ja. Vlak na elkaar kwamen er twee kinderen. Er kwam ook nog de diensttijd tussen en toen die erop zat, moest er serieus gewerkt worden. Ik vond Nijmegen een leuke stad en ik kon in 1973 de zaak in de Bloemerstraat overnemen. We gingen wonen in Zwanenveld, toen een vrij nieuwe wijk nog. Tijdens het uitgaan leerde ik Leo Preusting kennen. Hij werkte in een kroeg aan de Hertogstraat. Via hem ben ik de Wasps ingerold. Zo heb ik jarenlang actief gerugbyd. Tot mijn knie het begaf in 1986. Daarna ben ik de jeugd gaan trainen. De Wasps hebben nu een mooi trainingscomplex in het Waterkwartier. In Zwanenveld was mijn overbuurman Harry Been. Een ambitieuze man, hij is later lang voorzitter van de KNVB geweest. Van Harry hoorde ik dat er in Nijmegen een molen te koop was. Ik ging kijken en maakte de foto die nu bij me in hal hangt. Toen was het bouwwerk in een deplorabele staat. Het was me eigenlijk niet om de molen te doen, maar om het vastgoed eromheen. De winkel in de Bloemerstraat was te klein geworden, want ik wilde de tapijthandel in. Ik moest er 150.000 gulden voor neertellen. De molen deed ik voor een symbolisch bedrag over aan de gemeente, die nog eens 10.000 gulden voor de grond moest betalen aan de familie Jansen, toen al decennialang de molenaarsfamilie aan de Looimolenweg. Het is dan 1974.’

Florapark

Na een half jaar trokken Henk en zijn gezin in de molenaarswoning. Achter het huis kwam de tapijthandel. Een booming business, want iedereen wilde een kamerbreed tapijt, van de zolder tot de kelder, en net als zijn vader leed Henk aan expansiedrift. Er kwamen meerdere filialen bij en de woning aan de Looimolenweg fungeerde als het hoofdkwartier. Met de verkoop op afbetaling was Henk gestopt. Vlak na de oorlog was het nog een systeem dat de mensen aan noodzakelijke spullen hielp. Daarna meer een asociale manier om geld te verdienen over de rug van mensen die vaak van de regen in de drup belandden.

In 1994 vond de gemeente dat er iets met de Graafseweg moest gebeuren. Niet versmallen, zoals nu, maar juist verbreden. Een aantal huizen aan de straat, zoals de woningen op de hoek met de Looimolenweg, zou moeten verdwijnen. Met name de direct betrokkenen waren het daar niet mee eens en kwamen daartegen in opstand. Met succes. De actiegroep ging meteen doortastend te werk en wilde de hele omgeving ten goede veranderen. ‘Toen is het idee voor het Florapark ontstaan en is Stichting Florapark opgericht,’ vertelt Henk. ‘Het dierenweitje kwam er, dat snel een echte dierenweide werd, vernoemd naar Kobus, en ook de volkstuintjes kwamen er. Mensen in de Kuul hadden vaak maar een heel klein achtertuintje. Om het Florapark te realiseren heb ik een groot deel van mijn grond aan de gemeente verkocht. Nu is het een van de mooiste plekjes van Nijmegen geworden.’

Opening van de kapel in 1996

De Kapel

‘Het kapelletje is een verhaal apart,’ gaat Henk verder. ‘Waar nu wijkcentrum Villanova staat, stond vroeger een kerk. Nu waren de bewoners in de Wolfskuil wel voor een deel gelovig, maar niet al te kerks. Daarom ging de kerk plat. Toch had men behoefte aan een plekje om rust te vinden, om de overleden familieleden te eren. Van de een op de andere dag was daar op 15 augustus 1996 ineens de Mariakapel. Die dag is ook de jaarlijkse viering van Maria-Hemelvaart. Pastoor Nas heeft nog diezelfde dag de kapel ingezegend. Meteen al kwamen er foto’s en bidprentjes van overleden wijkbewoners te hangen. Ik zie regelmatig mensen op hun knieën voor Maria liggen. ’s Nachts wordt er regelmatig geslapen. Meestal zijn het dezelfde mensen. Nu zie ik vaak een stelletje die kant opgaan. Ze vinden er beschutting. Och, ik vind het best, als ze maar geen troep maken, want dan zeg ik er iets van,’ vertelt Henk.

Het beeld van moeder met kind is gemaakt door Ed van Teeseling. Hij was ook verantwoordelijk voor het reliëf van Sint Thomas van Villanova op de gesloopte Villanovakerk. In de kapel bevinden zich twee relikwieën, van de apostelen Andreas en Sint Jacobus. Beide relikwieën komen uit het altaar van de Boskapel, maar die plek is “ontheiligd” nu daar ook niet-katholieken hun geloof belijden. In het verleden stond er rond de kerstdagen ook altijd een kerstgroep in de kapel. Op een koude morgen werd er een zwerver aangetroffen, die zich de jas van Jozef als deken had toegeëigend. Hij mocht de jas houden. Ruim een jaar geleden, begin maart, is er brandgesticht in de Mariakapel. De verontwaardiging in de buurt was groot. De beveiligingscamera van ’t Sfeerhuys registreerde de daad en de dader. Hij is echter nooit gevonden. Met vereende krachten werd de kapel weer opgeknapt en dierbare herinneringen schoongemaakt en gefatsoeneerd.

Overlast

Overlast ondervindt Henk met enige regelmatig van de dealers die er rondhangen. ‘Dat is een bekend gegeven,’ vertelt Henk. ‘Als het te erg wordt, schakel ik de parkwachters in of ik stap er zelf op af. Er staan banken en bloembakken om ze van het uitzichtpunt te weren. Dat scheelt. Nu parkeren ze achter de molen. Nee, onveilig heb ik me hier nooit gevoeld. Het parkeren is hier een klein probleem. Ik wilde graag parkeerplekken naast de weg, maar dat zag een andere bewoner niet zitten.’

‘t Sfeerhuys bij de Looimolen

Aan het woonhuis van Henk Amelink vastgeklonken zit ‘t Sfeerhuys bij de Looimolen, zoals de horecagelegenheid officieel heet. Henk is eigenaar en verhuurt het pand sinds 1997 aan Dennis Dekkers, toen hij er met de tapijtenhandel stopte. Toentertijd was het zijn schoonzoon, maar die familieband bestaat niet meer. Dennis, geboren in Veghel in 1972, groeide op in Noord-Limburg en verhuisde na de middelbare school naar Tilburg. Daar volgde hij de docentenopleiding aan de sportacademie. ‘Daar liep ik meteen Debby tegen het lijf,’ begint Dennis. ‘De dochter van Henk, ja. Het was meteen raak. Toen Debby klaar was met haar opleiding, ging ze terug naar Nijmegen, ik volgde iets later. Daarna meteen aan de slag. Ik pakte alles aan wat met sport te maken had. Zwemlessen geven in Sportfondsenbad Nijmegen-West bijvoorbeeld. Ik gaf ook turnles, skilessen en survival in de Ardennen totdat in 1997 de mogelijkheid zich voordeed om hier een theehuis te beginnen. Daarnaast zouden we pannenkoeken en kleine hapjes serveren. Met behulp van Fred Verheijen, die toen nog in het Witte Huis hier tegenover woonde, hebben we het al gauw omgezet in een restaurant. Het bleek een toplocatie voor verjaardags- of andere feestjes, maar ook om afscheid van een dierbare te nemen. We hebben een groot terras met een prachtig uitzicht op het park. Op zondag zijn we open voor iedereen. Naast ons pand staat de grote villa, die haar huisnummer aan de Graafseweg heeft. Daar maken we gebruik van de parkeerfaciliteiten.’

Dennis achter de bar van ‘t Sfeerhuys

Brandstichting

‘Het begon na de start steeds beter te draaien. We kregen bekendheid, ik kon elk jaar meer personeel in dienst nemen en we gingen in 2005 met een gerust gevoel op vakantie naar Turkije. Totdat we een telefoontje van Henk kregen. Er was brandgesticht in ‘t Sfeerhuys. Iemand had een brandende prop door de brievenbus gegooid. Het is voor mij nog steeds een raadsel wie dat gedaan kan hebben. Ik heb geen flauw idee. Maar ik heb geen moment met de handen in het haar gezeten. Er stonden zeventig partijen geboekt. Ik wilde die kost wat kost zoveel mogelijk door laten gaan. Dat kon niet hier, dus ik zocht en vond voor vijftig afspraken een alternatieve plek. Dat organiseren zit me in het bloed, maar ook: mij krijgen ze niet klein. Toen heb ik geleerd, dat de mensen naar ‘t Sfeerhuys komen voor ons, niet per se voor de locatie, al is het hier natuurlijk een prachtige plek om een feestje te geven. Ik wist ook: zoiets overkomt me geen tweede keer. Alles is nu op en top beveiligd. De gebeurtenis drukte helaas op de relatie met Debby. Na tien maanden konden we het vernieuwde Sfeerhuys heropenen en nu run ik met mijn broer Joris de zaak.’

Stichting Vrienden van het Florapark

Afgezien van corona zit ’t Sfeerhuys in de lift. Mensen die er ooit een feestje of afscheid mee hebben gemaakt, denken zelf ook snel aan ‘t Sfeerhuys als er wat te vieren valt. Dennis maakt actief deel uit van Stichting Vrienden van het Florapark, die drie keer per jaar een leuk festival neerzetten in de wijk. Denk aan de Dag van het park, het Florafestival met de braderie en de kerstmarkt. ‘Dat zijn laagdrempelige feesten, het is altijd erg druk en we proberen voor jong en oud iets leuks neer te zetten,’ vertelt Dennis. ‘Dat lukt steeds heel aardig. In de tweede week van september mag het weer, hoop ik. De Kuul is een volkswijk. De mensen zijn hier wat beter gebekt dan in een gemiddelde woonwijk. Men is recht voor zijn raap, de mensen zijn eerlijk, je weet waar je aan toe bent.’

Lachgas

Ook Dennis ervaart de overlast van de hangjeugd aan den lijve. Dagelijks maakt hij een rondje over het plein rondom de molen om de troep die ze achterlaten, op te ruimen. Dennis: ‘Kijk, we kunnen ze niet wegsturen of het onmogelijk maken dat ze hier komen. Maar ik zou ze graag verantwoordelijk maken voor de troep die ze achterlaten elke dag. Dat ze rekening houden met de bewoners en de ondernemers hier. Ik zag net dat er vannacht een auto in de heg achter de molen is gereden. Dat laat sporen na die hersteld moeten worden. Er slingeren altijd blikjes rond, om maar te zwijgen van de peuken. Als ik zie dat ze rommel maken, spreek ik ze eropaan. Dan snappen ze het wel en knikken ze heel braaf, maar onder invloed van lachgas of weet ik het wat, zijn ze alles weer vergeten. Het zijn niet de jochies hè, die gaan keurig naar de JOP-plek verderop bij de Mariaschool, maar de gasten van 18 tot 24 jaar. Tijdens de avondklok is het wel iets minder.’

De gemeente kent de problematiek en plaatste extra prullenbakken en camera’s. De groep overlastgevers verandert van tijd tot tijd van samenstelling. ‘Toen de Waalkade voor hun een no-go area werd, doken ze hier op,’ vertelt Dennis. ‘Het verplaatst zich door de stad. En dit is een beschutte plek met een fraai uitzicht, als je daar oog voor hebt. Het heeft ook zijn voordelen, hoe gek het ook klinkt. Ze zorgen voor een stukje sociale controle, en dat gaat de hele nacht door. Ik hoef mijn tafels en stoelen niet per se vast te leggen. Het aantal zwervers neemt ook toe. Ik zie ze rondscharrelen en met enige regelmaat laten ze hun sporen na.’

Voedselbank

Om de coronamaanden door te komen en zijn personeel aan het werk te houden kookt Dennis wekelijks 400 liter soep voor de voedselbank. Daar eten 2000 mensen van. Dennis heeft de locatie en de menskracht. Daarnaast is hij jobcoach voor een drietal leerlingen die bij hem het vak leren. Ook is hij nu voorzitter van de regionale afdeling Koninklijke Horeca Nederland. In deze coronatijd een pittige taak.

Hans (voorop)met molenaars Douwe(links) en Jeoffrey (rechts)

De Witte Molen

De Witte Molen is met de Sint Annamolen de enige overgebleven molen in Nijmegen. Gebouwd in 1760, sinds 1967 een rijksmonument en enkele jaren daarna ook een gemeentelijk monument. Tot 1907 was het een looimolen, daarna een korenmolen. Het is belangrijk dat een molen windrecht krijgt. Dan mag er in de directe omgeving geen hoog gebouw of boom geplant worden. Teunis Jansen, die zo’n honderd jaar geleden molenaar was, stond in ruil voor 1.000 gulden toe, dat de villa aan de Graafseweg gebouwd werd door een papierfabrikant. Hij verkwanselde zijn windrecht, omdat hij het geld goed kon gebruiken. Of hij er financieel zoveel beter van geworden is, valt te betwijfelen, want hij moest de molen daarna vier meter ophogen om weer wind te kunnen vangen. Teunis Jansen had drie zoons en het was vanzelfsprekend dat die meewerkten en het vak van molenaar al doende leerden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog namen Gerard en Gerrit de zaak van hun vader over. Begin jaren 60 moesten er nieuwe woonwijken gebouwd worden en werd de grond van de boeren in Neerbosch en Hatert onteigend. De boeren verdwenen en daarmee ook de bron van inkomsten van de molenaar. Vanaf 1965 was de molen buiten gebruik en deed alleen nog dienst als pakhuis en feestruimte. Gerard Jansen begon naast de molen een caravanhandel: Jarino caravans. In 1974 nam de gemeente de molen over. De totale ombouw en bouwvallige schuurtjes werden gesloopt, alleen de graanschuur bleef staan. In 1976 werd begonnen met de restauratie die uiteindelijk zo’n half miljoen zou kosten. Op 26 april 1980 om 15.00 uur stelde burgermeester Frans Hermsen de molen met een feestelijke bijeenkomst weer in gebruik.

Hans Titulaer

Hans Titulaer is bijna 65 jaar geleden geboren in Venlo. In 1976, hij was 20 jaar, verhuisde hij naar Nijmegen om aan de Gelderse Leergangen de lerarenopleiding te volgen. Op vakantie in het Zuid-Limburgse Epen had hij kennis gemaakt met de molen op waterkracht aldaar en zijn interesse was gewekt. ‘Ik ging lezen over het molenaarsvak, ben cursussen gaan volgen, en deed meteen praktijkervaring op bij een windmolen in Baexem bij Roermond,’ begint Hans. ‘Daar had ik een uitstekende leermeester, die me niet alleen de kneepjes, maar ook de liefde voor het vak bijbracht. Na de restauratie van de molen in 1980 namen Peter Sturkenboom en Wim Thönissen de molen in gebruik. Geheel in de geest van de tijd ging men werken als MEMO-bedrijf. Dat staat voor mens- en milieuvriendelijk ondernemen met als uitganspunt 100% biologisch, zoveel mogelijk op windkracht en met Nederlands graan. De molen werd tevens een plek voor sociale werkgelegenheid en educatieve rondleidingen. Ik kon meteen meehelpen met de inrichting en ik kreeg geregeld dat ik hier mijn vervangende dienstplicht kon vervullen, net als Peter trouwens, maar de brand in november 1981 gooide roet in het eten.’

Trots van de wijk

Bij laswerkzaamheden waren vonken in het houten binnenwerk gaan smeulen. De molen stond nog overeind, maar het binnenwerk en de rieten kap werden zwaar beschadigd. Het was een klein wonder dat de wieken niet naar beneden kwamen. De buurtbewoners reageerden geschokt. Paul Roos, een actieve wijkbewoner, had jarenlang geijverd om de restauratie mogelijk te maken. De molen was de trots van de wijk. Gelukkig bleek de gemeente goed verzekerd en wederom kon er gerestaureerd worden. Kosten dit keer 650.000 gulden. In de tussentijd konden ze de productie naar elders verplaatsen. Hans richtte de molen opnieuw in tot een modern bedrijf in een oud jasje. Op 17 september 1987, op Monumentendag, is het Gerard Jansen die de officiële opening verricht.

Molenstenen

‘Bij die heropening heb ik Peter Sturkenboom aan een van de wieken vastgebonden,’ vertelt Hans. ‘Dat was een mooie stunt. Wim Thönissen was inmiddels naar Heumen vertrokken, dus Peter en ik waren de molenaars.’ De molen draaide na de heropening meteen als een tierelier, de productie navenant. Die liep op tot zo’n 365.000 kilo per jaar. Tot 1993. Een van de grootste afnemers, verantwoordelijk voor de helft van de omzet, ging verhuizen. Peter en Hans zagen zich genoodzaakt naast het werk op de molen een andere verdienste te zoeken. Peter stortte zich op STUT, een adviesbureau voor bijzondere woonprojecten en Hans stuitte op een molensteenproductiebedrijf in Geldern, net over de grens met Duitsland. ‘Een geschenk uit de hemel,’ vertelt Hans. ‘Een eenmanszaak die ik prima kon combineren met het werk hier. De omzet van de molen begon allengs aan te trekken en er kon zelfs personeel aangetrokken worden. In 2001 is Peter volledig gestopt. Nu werk ik met twee werknemers in vaste dienst, één participatiebaan, één Wajongster en vier vrijwilligers. We produceren nu weer zo’n 275.000 kilo per jaar. We produceren volledig biologisch. De Knollentuin, Bakker Arend, Brood op de plank, de Joannesmolen in Cuijk en brouwerij Nevel zijn de voornaamste afnemers, en nu met corona zijn er erg veel particulieren zelf brood gaan bakken. In samenwerking met de Bastei leiden we hier jaarlijks honderden kinderen rond.’

Aanbouw

‘De directe omgeving is wel behoorlijk veranderd,’ gaat Hans verder. ‘Toen ik hier begon, stond “Ons Nestje” op de hoek met de Floraweg er nog en daarachter lag verwaarloosd grasland. Achter de molen stonden loodsen. Wij gebruikten die voor de opslag van graan en Henk Amelink voor zijn tapijten. Met de aanleg van het Florapark zijn die betonnen loodsen gesloopt. Achteraf iets te rigoureus. We zitten nu wel erg krap op een kantoortje van nog geen twee vierkante meter bij een bezetting van drie of vier mensen en het gemis van een rioolaansluiting voor de spoelbak of een wc. Met een extra ruimte, ook voor een pizza-oven voor bij de parkfestiviteiten, zou de molen helemaal toekomstbestendig worden.’

Scooter

Ook Hans en zijn medewerkers ervaren de overlast aan den lijve. ‘Ze staan onder je ogen te dealen. Zeg je er wat van, halen ze de schouders op of je krijgt een bedreiging naar je hoofd geslingerd. Het is een afvalputje geworden. Op het rondeel zie je nog de sporen van een uitgebrande scooter. In februari eindigde een achtervolging door de politie van een voortvluchtige met een auto tegen een van de bloembakken. De voordeur van de molen staat in een nisje. Prima plek om te zeiken en dat doen ze dan ook. Moet je ’s ochtends meteen met een emmer lysol aan het werk om de stank weg te krijgen. Eind vorig jaar hebben we ook nog een inbraak gehad. Ruit ingetikt. Laptop en kasgeld verdwenen. Ze stonden op camera, maar ik heb niet de indruk dat de politie er veel aan doet. Die aanbouw zou de plek hier minder openbaar maken, minder geschikt voor lui die vooral anoniem willen blijven. Ik heb de gemeente ook al de suggestie gedaan om verwijderbare paaltjes te plaatsen, maar daar willen ze niet aan.’

Door al die negativiteit zou je bijna vergeten dat de Looimolenweg een uniek straatje is. Dat beaamt Hans ook. ‘Het is een toeristische attractie. Je ziet bijna dagelijks mensen met een fototoestel rondlopen. Met de realisatie van het park met zijn hoogteverschillen is het erg mooi geworden. Met verder de dierenweide, het rondeel, de kapel, een mooi terras en zes dagen in de week een werkende molen. Een unieke combinatie. En wat die molen betreft: zoals deze draaien er in Nederland hooguit acht!’

Yvonne Stal voor het ‘mooiste huis van Nijmegen’

Mooiste huis van Nijmegen

Naast de molen staat het pand dat in de buurt beter bekend staat als het Witte Huis. In 2019 werd de woning genomineerd en deed mee aan de verkiezing “mooiste huis van Nijmegen” georganiseerd door de Gelderlander in samenwerking met Numaga, de historische vereniging voor Nijmegen. De Wester sprak met Yvonne Stal, die hier sinds 2006 met haar man Robin woont. Yvonne is 56 jaar, geboren en opgegroeid in Malden, maar van jongs af aan was haar hele doen en laten op Nijmegen gericht. ‘Ik ben apothekersassistente geweest bij Binnendijk, ik werkte als bedrijfsleidster in een drogisterij en bij Albert Heijn, heb bij Randstad als intercedente gewerkt, maar twintig jaar geleden heb ik het roer omgegooid. Ik ben een opleiding voor schoonheidsspecialiste gaan volgen en in 2003 voor mezelf begonnen. Eerst aan de Van Broeckhuysenstraat, tegenover Faber. Een A-locatie, maar daar betaal je ook voor. Ik heb er ruim vier jaar gezeten en de tijd genomen om een vast klantenbestand op te bouwen. Toen we hier klaar waren met de verbouwing en ik mijn salon naar hier kon verplaatsen, verhuisden mijn vaste clientèle met me mee.’

Tuinman

‘Het pand is precies honderd jaar oud,’ gaat Yvonne verder. ‘De directeur van papierfabriek van Gelder, die toentertijd in de villa hierachter aan de Graafseweg woonde, heeft het laten bouwen voor zijn tuinman. Sinds 2001 is het een gemeentelijk monument, omdat dit het eerste huis in Nijmegen was dat helemaal van beton opgetrokken is. We hebben dus geen spouwmuren. We hebben ons laten informeren of we de woning niet op een andere manier kunnen isoleren, maar dan creëer je een koudebrug en raak je van de regen in de drup. Maar het is op zich zonder isolatie ook goed te doen, hoor. We hebben ons natuurlijk afgevraagd waarom die directeur zo’n woning voor zijn tuinman heeft laten bouwen. Wij denken dat het een soort prestigeproject van hem was. Oorspronkelijk zat de voordeur aan de andere kant. Dat pendelde makkelijker op en neer tussen de villa en hier.’

Ontploffing

Tijdens de oorlog werden in de villa aan de Graafseweg Duitse soldaten ingekwartierd. Daarna kwamen er paters in en werd het witte huis bevolkt door nonnen, die voor de paters de was deden. In de kelder zijn de fraaie wasbakken daar nog de stille getuigen van. Het paadje tussen de villa en het witte huis werd toen een brevierlaantje, een paadje bedoeld om de gebeden van de dag te bidden. Toen de nonnen vertrokken kwamen er studenten van het klein seminarie in. Yvonne: ‘Een paar jaar geleden kwam één van die studenten in een nostalgische bui hier kijken. Hij zei dat hun enige verplichting was dat ze op zondag naar de kerk gingen. Hij vertelde verder dat een scheikundestudent hier in huis bij een proef ooit een ontploffing veroorzaakte en sindsdien met negen vingers door het leven moet.’

Rietveld

Yvonne en Robin moesten in de krant lezen dat hun pand genomineerd was voor de verkiezing tot mooiste huis van Nijmegen. Ze werden tweede. Winnaar was een huis aan de Bijleveldsingel. ‘Numaga had de panden genomineerd,’ vertelt Yvonne. ‘Veel mensen willen niet geloven dat dit huis al honderd jaar oud is. De stijl is daar te modern voor, vinden ze. Het doet een beetje denken aan Rietveld. Kenners vertelden ons dat onze architect wel een beginneling moet zijn geweest, omdat hij hier en daar een paar steekjes heeft laten vallen. Ons deert dat niet. We zagen het huis en waren er meteen verliefd op. Ik mocht hier mijn salon starten en we kregen het vrij vlot voor elkaar dat we er een stuk aan mochten bouwen, maar dan moest het qua beeld absoluut afwijken van het monument, zodat duidelijk bleef welk deel monument was en welk niet.’

Yvonne en Robin kennen elkaar al veertig jaar. Kinderen hebben ze nooit gewild. Die plek wordt ingenomen door twee schattige Airedale terriërs. Een dankbaar hulpmiddel als je buurt beter wilt leren kennen. Yvonne: ‘Ik geniet van de diversiteit die de wijk te bieden heeft. Jong, oud, met of zonder kleurtje. Ik sta zelf ook altijd graag met een kraam op de kerstmarkt.’

Poeslief

Ook in het gesprek met Yvonne komt de hangjeugd ter sprake. ‘Nou ja, zó jong zijn ze niet. Ze komen hier in de meest dure auto’s aanrijden, dat ik me afvraag: waar doen ze het van?  Vroeger vond je overal die lachgaspatronen. Tegenwoordig gebruiken ze tankjes, dat scheelt in de troep. Nu is ons huis zo gebouwd, dat we het niet aan hoeven zien, maar we horen wel de hele avond en nacht dat sissende geluid, soms gevolgd door een luide knal. In het begin zei ik er nog wel iets van, de laatste jaren niet meer. Het helpt toch niks en je weet nooit wie je tegenover je hebt. In het voorbijgaan zijn ze erg vriendelijk hoor. Kom ik een keer later thuis, dan vertellen ze poeslief dat ze op het huis hebben gepast.’

‘Er is één keer ingebroken. Toen waren we in Zuid-Frankrijk op vakantie. Henk belde dat we bezoek van inbrekers hadden gehad, maar dat de schade inmiddels hersteld was. Toen we terugkwamen zagen we op de camera’s van ‘t Sfeerhuys de beelden. Met vijf man waren ze bezig geweest. Een stelletje van hen stond op de uitkijk. Maar er valt niks te halen hier. Een laptop en sleutels hebben ze meegenomen. Nu is alles beter beveiligd. Op de helling voor het huis zie ik nog dagelijks lesauto’s in de weer, en in februari met die sneeuw werd er geskied. Dat was wel een aparte ervaring, want vroeger werd hier altijd gestrooid. Het afgelopen jaar is het huis volledig opnieuw in de verf gezet en inmiddels wordt ook de voortuin aangepakt. Je mag rustig weten dat we enorm blij en trots zijn in dit huis op deze plek te mogen wonen,’ besluit Yvonne.

(Voor de geschiedenis over de Looimolen heeft de schrijver gebruik gemaakt van een artikel op Noviomagus.nl van René Eekelder)

Tekst: Michiel van de Loo
Foto’s: Dave van Brenk

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.