Ongezien van Nijmegen-centrum naar Nijmegen-West

Tekst: Peter Daanen

Het noordelijke landhoofd

Nijmegen heeft veel bijzondere oude bouwwerken.
Die liggen voor een groot deel in het centrum, omdat het de oudste wijk van de stad is. De rest werd pas vanaf 1880 gebouwd, na het slopen van de stadsmuren.
Eén heel bijzonder gebouw ligt echter zowel in Nijmegen-Centrum, als in Nijmegen-West en werd gebouwd kort voordat de stadsmuren werden neergehaald.
Dat markante bouwwerk is het Landhoofd.
Het werd tegelijk gebouwd met de spoorbrug, tussen 1874 en 1879 en was bedoeld als verdedigingswerk om de toegang naar deze nieuwe brug te beschermen in geval van een aanval uit het zuiden.
Toentertijd was men  daar het meest bang voor, omdat Nederland in de voorgaande eeuwen voornamelijk vanuit het zuiden was aangevallen. Vaak waren het Franse legers die via het Maasdal bij Nijmegen aan de Waal kwamen. Omdat de rivier daar het smalst is, probeerde men er over te steken, om van daaruit het noordelijk deel van het land binnen te vallen.
Het noorden van het land, en met name het rijke westen (het ‘Fort Holland’)  beschouwde de Waal/Merwede dan ook als een soort slotgracht.
Plannen om bruggen over deze rivier te bouwen werden dan ook als vloeken in de kerk beschouwd.
Toen Nijmegen door de spoorwegwet van 1860 als eerste zuidelijke stad het recht kreeg op een aansluiting op het spoorwegnet, dat al vanaf 1839 was ontwikkeld, baarde dat het ministerie van oorlog grote zorgen.
Zij eisten dan ook dat de brug in geval van een aanval uit het zuiden opgeblazen zou worden.
In die tijd ging dat nog met buskruit in tonnetjes en die kon je niet jarenlang op een vochtige brug laten staan.
Daarom werd er als noordelijk landhoofd een kazemat gebouwd. Een complex onder de spoorlijn, dat meerdere ruimtes bevatte, een officierskamer, een manschappenkamer en ruimtes voor de opslag van wapens en buskruit.

Het noordelijke landhoofd
Aan dit bouwwerk werd een schans gebouwd, waar een kanon kon worden opgesteld dat de rivier kon bestrijken.
Om de manschappen, de mineurs in dit geval, de kans te geven tijdens een aanval de tonnen met buskruit op strategische plaatsen op de brug te plaatsen en de boel op te blazen, moest de vijand aan de zuidzijde van de rivier  net zo lang tegengehouden worden, totdat  die klus geklaard was.
Daarvoor werd boven op het zuidelijk landhoofd het complex gepland zoals we dat nu nog kennen. Als architect werd de befaamd Pierre Cuypers ingehuurd, die een sterk op een middeleeuws kasteel lijkend bouwwerk ontwierp.

Het Landhoofd, kort na de ingebruikname

Het ontwerp van Cuypers
Twee gebouwen, aan weerszijde van de spoordijk, die boven de spoordijk uittorenen, met schietopeningen in de bovenste twee verdiepingen en een plat dak, omgeven door een lage weermuur, waarop een kanon kon worden geplaatst. Langs het spoor kwamen twee massieve muren met schietgaten in zuidelijke richting, die vanuit de tweede verdieping van elke toren via zware deuren te bereiken waren. Beide torens werden met elkaar verbonden door een ondergrondse tunnel, zodat soldaten zich ongezien konden verplaatsen.
De massieve verbindingsmuur tussen beide torens diende als pijler voor de meest zuidelijke brugboog van de te bouwen spoorbrug.
De muren van het gebouw waren zo ontworpen dat ze bestand waren tegen kanonskogels.
Op de begane grond zijn ze daarom 130 centimeter dik!
In de periode tussen het ontwerpen van het gebouw en het moment dat het klaar was, waren de artilleriegranaten ontwikkeld.
Daar waar de gemetselde muren oude ronde kanonskogels nog goed konden weerstaan,  nu waren opeens alle gemetselde forten en muren waardeloos geworden.
Daarom werden alle forten rond Nijmegen buiten gebruik gesteld en mochten de middeleeuwse stadsmuren gesloopt worden.
Het spiksplinternieuwe spoorbrugbastion was bij oplevering dus al direct verouderd en werd daarom niet door het leger in gebruik genomen. Dit tot verdriet van de Staatsspoorwegen die verplicht waren geweest dit 220.000 gulden kostende bouwwerk op te richten en nu zelfs voor de onderhoudskosten opdraaiden. Sloop was een overweging, maar door een toevallige omstandigheid werd dat voorkomen.
Deze brug, toen nog de enige in de wijde omgeving, had vanwege de meerkosten hiervoor, geen voetpad.
Men kon de rivier alleen oversteken met behulp van de veerpont Zeldenrust. Dat koste echter geld en die pont voer niet als het duister was ingevallen.
Mensen begonnen daarom illegaal de spoorbrug te gebruiken om de Waal over te steken. Dat was levensgevaarlijk, want er was weinig uitwijkmogelijkheid, als er een trein over de brug reed. Daarbij was het een echte spoorbrug, met rails op liggers. Daartussen was niets en men moest van ligger op ligger stappen. Een misstap betekende bijna zeker een dodelijk val van meer dan tien meter in de rivier.
Om dat te voorkomen zocht de spoorwegmaatschappij een manier om de brug voetgangervrij te maken en daar kwamen de twee leegstaande torens goed bij van pas.
Ze werden verbouwd tot twee woningen. Er kwam een keukentje in, een privaat (toilet) en de vloer van de eerste verdieping werd zodanig aangepast dat men er naar buiten kon kijken. Verder werd de tunnel met twee toegangsdeuren afgesloten. De woningen werden gratis beschikbaar gesteld aan spoorwegmedewerkers met hun gezinnen, die als tegenprestatie de toegang tot de brug moesten bewaken. Achter de zware weermuren aan weerszijde langs het spoor werden daarvoor wachtershokjes gebouwd.
De gezinnen waakten om en om, 24  uur per dag, zeven dagen per week.
Om te voorkomen dat men vanaf de noordzijde de brug kon betreden werd op het noordelijke landhoofd een houten station gebouwd, station Lent. Ook daar was 24 uur per dag bewaking.

De brugwachtersfunctie vanuit het Landhoofd werd op deze wijze gedurende 56 jaar uitgevoerd, tot de verkeersbrug in 1936 in gebruik werd genomen. Daar kon men vanaf toen, te allen tijde, veilig en gratis, de rivier oversteken.
In het Landhoofd zijn de sporen van de oorspronkelijke verdedigingsfunctie, zoals de schietgaten, de tunnel en de weermuur nog aanwezig, evenals sporen van functie als brugwachterswoning voor de gezinnen die tot 1943 het gebouw nog bewoonden.

Toen, in de tweede wereldoorlog, brak er een heel andere periode aan, waarin  het landhoofd en de bruggen een dramatische rol speelden.
Daar is op de derde verdieping van het huidige Landhoofd een compacte expositie over ingericht.

Het Landhoofd nu

Het Landhoofd nu
Elke zondag worden in het Landhoofd rondleidingen gegeven, door een groep vrijwilligers. De rondleidingen voor groepen tot maximaal tien  personen zijn gratis en duren circa 50-70 minuten.De rondleidingen zijn georganiseerd door Peter Daanen, die sinds 2014 het gebouw beheert. Hij werd geboren engroeide op in de Waterstraat, dus in de nabijheid van het gebouw waarin ruim 50 jaar het atelier huisde van zijn schoonvader, de kunstschilder Theo Elfrink.
Tijdens zo’n rondleiding gaat men dus via de ondergrondse tunnel ongezien van Nijmegen-Centrum naar Nijmegen-West.
Meer informatie is te vinden op www.landhoofd024.nl

Alle informatie en foto’s zijn afkomstig uit de eigen collectie van Het Landhoofd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.