Terug naar het Waterkwartier met Sjaan Vogel

De familie Vogel is misschien wel de muzikaalste familie van Nijmegen. In ieder geval van het Waterkwartier. Tonnie Vogel was zonder twijfel de bekendste. Hij leeft niet meer. Dan zou hij inmiddels 101 jaar oud zijn. Eén van zijn drie dochters, Sjaan Vogel, woont al meer dan dertig jaar in Ubbergen. Met haar gaat de Wester terug naar het Waterkwartier.

Badhuis

‘Ik ben geboren aan de Weurtseweg,’ begint Sjaan, ‘tussen de boterfabriek en de Bronsgeeststraat,  in 1946. Ik was de vierde in een rijtje van zeven. Na mij zouden er dus nóg drie volgen. En elke keer gingen we dan verhuizen, omdat het huis weer te klein was. Zo vertrokken we in 1950 naar het Maasplein. We woonden twee deuren verder dan het badhuis. Overeem was er de beheerder. Daar ging het hele gezin elke week naar toe, want een eigen douche had bijna niemand in die tijd.’

‘Het Maasplein was een mooi gezellig plein met een heg erom heen. Je kon er heerlijk spelen, want je had er geen last van het verkeer, al was er dat nauwelijks. We speelden landhakkertje, bussen gooien, hoelahoepen, rolschaatsen en in de winter sleetje rijden, die we dan vast aan elkaar bonden. We speelden altijd buiten. We hadden één fiets en één step. Daar ging je dan om beurten op. Met kerst maakte pa van de voorkamer één grote kerststal. Met grotpapier en beelden, die bijna levensgroot waren. Er was zelfs een waterput. Na Sinterklaas begon hij daar al mee. Voor een dubbeltje konden de kinderen uit de buurt komen kijken. Van de winkels kan ik me kapper van Haren nog herinneren, Slotje de kruidenier en de huishoudwinkel van Chris van den Heuvel.’

Strafregels

‘Ik was vroeger lang, dun en mager. Ik weet nog dat er een meisje was die me altijd uitschold voor luciferfabriek of ooievaar op hoge poten. Ze haalde me het bloed onder de nagels vandaan. Eén keer werd ik zó boos, dat ik met een tol die mijn vader zelf gemaakt had, dat kind een hersenschudding heb geslagen. Voor straf moest ik toen strafregels schrijven een hele woensdagmiddag lang op het politiebureau aan de Molenstraat naast de kerk. Zo ging dat vroeger.’

Lucky Stars

‘Mijn vader Tonnie was beroepsmuzikant. Muziek werd er thuis met de paplepel ingegoten. We moesten niks, maar iedereen vond het leuk. Ik ook. Hij leerde mij ook accordeonspelen. Met nummers op de toetsen en bladmuziek die precies aangaf welke getallen je moest aanraken en wanneer. Dat ging bijna spelenderwijs. Hij gaf anderen ook les. Nooit voor geld. Dat verdiende hij met optredens, maar hij schreef ook liedjes en daar kreeg hij via Buma/Stemra geld voor. Hij trad op met the Lucky Stars. Een groep die verder bestond uit Max Joosten, Joop Molenkamp, Theo Papendorp en Dick Bertens. Er hebben ook nog andere muzikanten in gespeeld. Het repertoire bestond uit dansmuziek. Nu een beetje ouderwets. Ze maakten ook platen. Oh, Dolores was erg populair. Ze traden veel op bij kermissen in Gelderland, Brabant, Limburg tot ver in België. Ze hadden ook wel eens televisieoptredens.’

‘Begin jaren zestig kwam er weer een kindje bij en verhuisden we naar de Lunterse Beekstraat. Na de lagere school, ging ik naar de huishoudschool van Rosa de Lima en daarna ging ik werken, eerst bij naaiatelier DON, tegenover Jan Linders aan de Weurtseweg. Later werd dat Controls en daarna op het Radboud, de afdeling communicatie.’

Blauwe Jungskes

‘Niet alleen mijn vader, maar de hele familie maakte muziek, hè. We zaten allemaal in een groot orkest, de Blauwe Jungskes, zoals ook de voetbalclub SCH genoemd werd. Broers, mijn zusje, mijn moeder, ooms, maar ook andere mensen uit het Waterkwartier. We waren met veertien. Als er iemand om wat voor reden dan ook wegging, werd-ie vervangen. Ik herinner me de gebroeders Heimans uit de Reggestraat, Albert Paans, meneer van Haren, Kees van der Linden uit de Roerstraat. We traden op in bejaardenhuizen en zo. We vroegen alleen een kleine bijdrage om instrumenten te kunnen vervangen. We probeerden de mensen een gezellige avond te bezorgen. “De Blauwe Jungskes zijn present, we brengen u amusement” zo begonnen we het optreden. Mijn moeder en oom hadden als succesnummer Oh, wat ben je toch veranderd in die jaren.’

‘Toen er weer een kleintje bij kwam in 1965 verhuisden we naar de Eemstraat. Daar is de jongste geboren. Er is bijna twintig jaar verschil tussen mij en mijn broertje. Van Pastoor Nas hadden er nog wel meer bij gekund. Daar zeurde hij altijd over. We hoefden ons niet druk te maken, want God zou wel voor ze zorgen, zei-t-ie dan. Dan antwoordde mijn vader: “Dan zet ik ze wel voor de kerk op de stoep, kijken wat er gebeurt.” ‘

Stella

‘We hadden veel Wouten en Tonnies in de familie. Mijn oudste broer Wout is nu nog dirigent bij smartlappenkoor de Kleppers. Die oefenen elke week nog in de Biezantijn. Een andere Wout, een oom, had de Flamingobar in de St. Jorisstraat. Piet Vogel was bekend en Bert Vogel kende iedereen als de zingende kastelein. Hij runde een tijdje café Elmeran aan de Nieuwe Nonnendaalseweg. Tante Bertha had ook al een kroeg. De Stellabar aan de Hertogstraat. Daar heb ik Jan leren kennen. Hij woonde in Ubbergen, maar werkte bij Stella Artois. Hij bezorgde het bier in en rond Nijmegen. Ik was 16, hij 21. We hebben zeven jaar verkering gehad. Toen zijn we getrouwd. Eerst nog een half jaar ingewoond aan de Eemstraat, totdat we een flatje konden krijgen aan de Slotemaker de Bruïneweg. Daar hebben we uiteindelijk 19 jaar gewoond, maar fijn heb ik het er nooit gevonden. Mijn dochter Marleen is er geboren in 1973. Nu hebben we drie schatten van kleinkinderen.’

‘In 1986 zijn we naar Ubbergen vertrokken. We konden dit hoekhuis huren tegenover het geboortehuis van Jan aan de Ubbergensdijk. He

t is een mooi huis met een ruime tuin. Jammer dat het Jan eigenlijk te veel moeite kost om de moestuin ook nog bij te houden. We zijn altijd actief geweest in het dorpsleven hier. Jan was ooit schutterskoning, ik speelde in de drumband en stond heel lang achter de bar in het dorpshuis, dat nu helaas heeft moeten sluiten vanwege de aanwezigheid van asbest. Vorig jaar vierden we onze Gouden Bruiloft.’

Biljarten

‘Mij vader is in 1984 overleden. Kanker, 67 jaar maar. Moeder is uiteindelijk 81 geworden. Ik ben altijd terug blijven komen naar het Waterkwartier. Nu nog steeds. Met Pa biljartte ik al in het Gemeenschapshuis en nu in de Biezantijn. Ik ben de enige vrouw elke woensdag. We kunnen wel weer nieuwe liefhebbers gebruiken. Op maandagavond ga ik hier altijd klaverjassen en op donderdag naar de bingo. Als het slecht weer is, pak ik de auto, maar het liefst kom ik op de scooter. Dat gaat veel sneller, zeker als ik nog ergens een boodschap moet doen.’

Tekst: Michiel van de Loo
Foto’s: Dave van Brenk

3 antwoorden op “Terug naar het Waterkwartier met Sjaan Vogel”

  1. Wat een leuk verhaal over mijn zus. Alle herinneringen die ik aan ons gezin en het Waterkwartier heb komen ook bij mij weer boven. Sjaan nam mij altijd mee voorop op de fiets in het kinderstoeltje bootjes kijken. Ook ik ben muziek gaan maken. Helaas pas na de door van vader maar moeder heeft het nog wel meegemaak. Ik speel klarinet net als mijn vader vroeger deed.

  2. Geachte redactie,

    Met plezier het artikel gelezen. Ik heb vroeger, tot oktober 1960, in het waterkwartier gewoond, in de Waalstraat op nummer 8. Destijds op 10/11 jarige leeftijd accordeon les gehad van Ton Vogel (sr). Zijn zoon Tonnie Vogel ben ik tegen gekomen op mijn werk in Druten.
    Mijn vader, Kees Loermans, kende Ton Vogel goed. Mijn vader was drummer en heeft ook samen gespeeld met o.a. Max Joosten en Albert Paans, Misschien zeggen de namen Jo en Chris Alders jullie ook nog iets, waren twee broers en verdomd goede accordeonisten. Mijn vaardigheid, o.a. geleerd van Ton Vogel, heb ik later leeft he;laasader kunnen gebruiken. Ik vormde met mijn vader jaren lang een duo: The Happy Stars.
    Mijn vader leeft niet meer.
    Ben blij dat ik dit artikel tegen ben gekomen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.