In 1859 komen we in publicaties voor het eerst de Waterstraat tegen, in die tijd ook wel voor een deel Hoogeweg genoemd. Een hoge weg die ligt in een laaggelegen gebied en dat is in dit geval al sinds de 14e eeuw de Biezen. In 1924 wordt de naam Waterstraat officieel vastgesteld door de gemeenteraad. De eerste huizen, gebouwd door woningbouwvereniging Nijmegen, zijn dan al enkele jaren in de straat bewoond. De Waterstraat is een lange straat.
In deze aflevering beperken we ons tot het meest noordelijke stuk van de Waterstraat, vanaf de Kanaalstraat bij slagerij Rob Keller tot aan de Weurtseweg. Aan de kant van de even huisnummers staan huizen die zijn opgeleverd in 1921. De kant met oneven nummers is relatief nieuw. De oude woningen zijn daar in 2010 gesloopt en de herrezen nieuwbouw staat er nu zeven jaar.
Piet Groenewald woont al zijn hele leven aan de kant van de Waterstraat met oude woningen. Piet was het enige kind van Elisabeth en Theo Groenewald. Theo was als schilder in dienst bij woningbouwvereniging Nijmegen en dat zal hem zeker geholpen hebben toen hij dit huis toegewezen kreeg. In het tweede oorlogsjaar werd Piet geboren. Karin Janssen Groesbeek, een dubbele achternaam, is vijf jaar jonger dan Piet en ze is geboren in de Bilderdijkstraat in het Willemskwartier. ‘We leerden elkaar kennen via een nichtje van Piet,’ vertelt Karin. ‘Ze volgde net als ik een opleiding voor gezinsverzorgster. Nee, het was geen liefde op het eerste gezicht. Ik was op vakantie geweest in Zwitserland. Piet zei tegen me: bedankt voor de kaart, die ik nooit gestuurd had,’ lacht Karin. De kiem was echter wel gelegd. Ze kregen verkering in 1972 en één jaar later zijn ze getrouwd. Het was in die jaren eerder regel dan uitzondering dat een jong bruidspaar vanwege de woningnood introk bij één van de ouders. Zo ook Karin en Piet. Ze trokken in bij de ouders van Piet aan de Waterstraat.
‘In 1974 werd Natasja geboren,’ gaat Karin verder. ‘Die woont nu met haar dochter om de hoek aan de Weurtseweg. Drie jaar daarna kwam er weer een meisje, Chantal. Die heeft twee kinderen gekregen en woont in Baarle-Nassau. In 1977 overleed de vader van Piet. Zijn moeder is veel ouder geworden. Die overleed in 2008.’
Stoplicht
Een van de eerste verhalen die Piet over vroeger vertelt, gaat over het beruchte stoplicht. ‘Je verzint het niet, maar de gemeente had midden op de kruising van de Waterstraat met de Kanaalstraat een stoplicht neergezet. Dat ding stond op een dikke betonnen voet. Nou, dat stoplicht heeft meer ongelukken veroorzaakt dan voorkómen. Later kwamen er gewone stoplichten, maar die zijn in de jaren 90 verdwenen. Er woonde vroeger ook een man in de wijk die niet helemaal in orde was, om het maar netjes te zeggen. Hij noemde zichzelf inspecteur Dantana. Een naam die hij uit een boek had, denk ik. Hij kon, vraag me niet hoe, bij de regelkast van die stoplichten. Dan had-ie er bijvoorbeeld lol in om alle stoplichten op groen te zetten. Je kunt raden wat er gebeurde. Hij was ook een notoire brandstichter. Zo stak hij in de wijk ooit een huis in brand, waarvan het algemeen bekend was dat er een prostitué woonde. Hij vond dat zo’n dame hier niet behoorde te wonen. Hij had altijd de meest vreemde verhalen. Inmiddels woont hij niet meer hier, hoor. Hij zit nu in een opvanghuis in Molenhoek en dat is beter voor iedereen.’
Frater Wim
‘Vroeger kende ik de meeste mensen uit de straat wel,’ vertelt Piet. ‘Al was het verloop in de straat wel groot. Het was net een duiventil. Wel veel meer kinderen dan nu. Op de hoek zat een sigarettenwinkel. Ook kruidenier Roelofs, later Kapsalon Karin, zat in de straat. Slager Rob Keller was toen nog slager Cornelissen en daarnaast zat de winkel van Jacqueline Kleine. Wat werk betreft ben ik in de voetsporen van mijn vader getreden en ook huisschilder geworden. Mijn laatste werkgever was Hagemans.’
Karin werkte in de jaren 60 op de Westerhelling. ‘Dat was een jongenspensionaat op de Kwakkenberg. Ik kookte daar en maakte er schoon. Eén van de fraters, frater Wim, was behoorlijk verliefd op mij. Ik ben er maar niet op in gegaan, want het zou allemaal veel te problematisch worden. Ik ben de opleiding gezinszorg gaan volgen en ben daarin gaan werken totdat de kinderen kwamen.’
Opsporing Verzocht
Qua criminaliteit staat één inbraak bij Karin en Piet in het geheugen gegrift. Die vond plaats bij een Turkse familie op de hoek met de Amstelstraat. Daar woont een ouder echtpaar die op dat moment, vrijdag 9 september 2016, naar Turkije op vakantie was. De zoon woonde met zijn zwangere vrouw en 6-jarig zoontje tijdelijk in het huis, omdat zijn eigen woning op dat moment grondig verbouwd werd. Die vrijdagavond deed het gezin onder andere boodschappen bij de Ikea voor de inrichting van hun verbouwde woning. Ze arriveren tegen 23.00 uur in de Waterstraat en wanneer de man de voordeur opent, hoort hij meteen gestommel op de eerste verdieping. Hij rent de trap op en krijgt meteen een keiharde vuistslag op zijn linkeroog. Hij bloedt en ziet even niks meer. Twee inbrekers rennen de trap af, ééntje weet te ontkomen via de achterdeur, de tweede duwt de zichtbaar acht maanden zwangere vrouw van de man omver en probeer via de voordeur het hazenpad te kiezen, maar struikelt over het tuinhekje. De bewoner slaagt erin de onverlaat op het trottoir voor het huis te overmeesteren en tegen de grond te drukken. Met behulp van buurtbewoners wordt de inbreker in bedwang gehouden, totdat de politie arriveert. Het was een 21-jarige Hagenees, die weigerde de naam van zijn kompaan te noemen. Ook een oproep via het programma Opsporing Verzocht heeft niet mogen baten en de tweede dader bleef spoorloos. Het 6-jarige jongetje, die alles heeft zien gebeuren, heeft lange tijd psychische hulp gekregen en met het linkeroog van zijn vader is het nooit helemaal goed gekomen.
Portaal
Karin en Piet zijn allebei erg actief geweest in de wijk. Met name in het Gemeenschaphuis, de voorloper van de Biezantijn. Karin: ‘Ik heb vijftien jaar de crèche gedraaid, en veel van die kinderen kom ik nu nog wel eens tegen als volwassene en ze kennen me nog allemaal.’ Piet gaf cursussen pottenbaken en fotografie. Dave van Brenk leerde van hem de kneepjes van het vak.
Omdat ze er al hun leven lang wonen, is de huur betrekkelijk laag. Piet: ‘We betalen 354 euro huur. Over het onderhoud aan het huis door Portaal hebben we nooit te klagen gehad. We hebben ook enkele renovaties gehad: grotere ramen, dubbele beglazing, nieuwe wc en badkamer, cv, de gebruikelijke dingen. Alleen de achterom is en blijft een troep. Veel onkruid en Portaal doet daar te weinig aan. Ik denk dat we daardoor ook ooit een rat in huis hebben gehad. Hij zat in de wc-pot. Dat was erg schrikken. De Dar heeft het beest uiteindelijk opgeruimd.’
Corona
Piet ging twintig jaar geleden met de VUT. ‘Ik was toen 59 jaar. Karin kreeg een hersenbloeding en ik had eigenlijk geen keus. Er moest iemand voor haar en het huishouden zorgen. Met weinig ervaring heb ik het me snel aangeleerd.’ ‘Lichamelijk ben ik weer de oude geworden,’ vertelt Karin, ‘maar toch niet meer dezelfde. Ik was vroeger druk, altijd erg aanwezig en overal voor te porren. Dat heb ik niet meer. Ik had daarvóór meer plezier in het leven.’
Karin en Piet gaan elk jaar naar Spanje, alleen dit jaar even niet. Corona. Karin verloor ook een zwager door die ziekte. ‘Waarschijnlijk opgelopen in de Jumbo. Dat was de enige plek waar-ie geweest was,’ besluit ze.
Aan de overkant in de nieuwbouw woont Agnes Opstal. Agnes is geboren aan de Kanaalstraat 40, een huis wat inmiddels gesloopt is. ‘Ik was de derde van totaal negen kinderen. Mijn vader werkte bij de Nyma en kwam oorspronkelijk uit Hillegom. Mijn moeder is geboren en getogen in de Wolfskuil, de Ericastraat. Ze zijn allebei overleden. Vader in 1998 en moeder in 2012. Ze hebben altijd in de Kanaalstraat gewoond. Na de lagere school ben ik naar de huishoudschool gegaan, maar na twee jaar kreeg ik vrijstelling van volledige leerplicht. Ik kon twee dagen naar school en drie dagen werken.’
Benzinepomp
Agnes koos voor een ongebruikelijke werkgever, zeker in die tijd. ‘Ik ging bij het benzinestation werken, wat nu de ANAC is. Samen met mijn zus waren we de enige vrouwen die dat deden. Ik vond het erg leuk: aftanken, pompen, olie nakijken. Nu is dat allemaal selfservice. We hebben er één keer een overval meegemaakt. Dat wil mijn zeggen, mijn zus, want we hadden net geruild van dienst. Anders was ik het haasje geweest. Een paar types wilden de tas met geld hebben, maar mijn zus weigerde die af te geven en ze dropen af. Later zei de baas, dat ze dat beter wél had kunnen doen, want hij was toch verzekerd. Dat was eind jaren zeventig. Je had vaak overvallen op benzinestations.’ Na de pomp werkte Agnes ook nog als rayonleidster bij een schoonmaakbedrijf en in de jeugdzorg. Door problemen met haar rug is ze nu afgekeurd.
Weurt
‘Ik ging graag uit naar plekken waar het er wat ruiger aan toe ging, zoals GS9 aan de Grotestraat. Daar leerde ik Douglas kennen, mijn eerste vriendje. Maar serieus werd het met Lucien. Een Hindoestaan, die net als ik op de streekschool zat. Daar heb ik twee zonen van gekregen. Lucien en ik zijn niet bij elkaar gebleven, maar we hebben vanwege de kinderen wel altijd contact gehouden. Hij is helaas drie jaar geleden overleden.’
Agnes verhuisde vaak. ‘We woonden als gezin eerst op de Rivierstraat, toen naar de Waterstraat. Gevolgd door Beuningen en weer terug naar hier, de Kanaalstraat. Dat ging weer gesloopt worden. We kregen wel urgentie maar ze waren het halve Waterkwartier aan het slopen en iedereen had urgentie, dus daar schoot je maar weinig mee op. Uiteindelijk voor Weurt gekozen, het was er rustig wonen.’
Hardrijders
Naast de urgentieverklaring had Agnes ook een terugkeergarantie gekregen en daar maakte ze dankbaar gebruik van toen de rij huizen aan de Waterstraat tussen de Kanaalstraat en Weurtseweg opgeleverd werd. ‘Ik heb meteen ja gezegd en in april 2013 ben ik hier ingetrokken. Ik was natuurlijk het liefst naar de Kanaalstraat teruggegaan. Dat was ons in eerste instantie ook beloofd, maar er kwamen daar vooral koopwoningen. Maar het bevalt hier prima, hoor. Ik ken de andere nieuwe bewoners allemaal wel van gezicht, sommigen bij naam. Een aantal van hen komt uit de Wolfskuil. Ze woonden vroeger aan het Nachtegaalplein. Dat stoplicht hier vroeger kan ik me nog goed herinneren. Toen het weggehaald werd, zat er een tijdje een gat in de grond. Daar ben ik nog met mijn rolschaatsen ingereden en heb er mijn voortanden verloren.’
‘Waaraan ik me erger is de hondenpoep. Ik zie het overal liggen als ik mijn eigen hond uitlaat. Maar nog vervelender vind ik de hardrijders hier. Het is verdorie een 30-kilometer-zone, maar het scheurt door de straat alsof het niks is. Nu ligt er wel een drempel, maar dat sorteert totaal geen effect. Het is maar een bobbeltje. Daar remt bijna geen auto voor af.’
Verhuisplannen
‘Schuin voor het huis ligt een klein parkje. De Dar houdt het een beetje bij. Ik ruim er de troep ook op, want er ligt vaak hondenpoep. Er worden af en toe nieuwe plantjes neergezet, maar ze gaan steeds dood. Struiken willen er ook niet groeien. De tuintjes in de straat liggen er over het algemeen goed bij. Maar als mensen daar niet naar omkijken, zal mij het een zorg zijn. Daar kan ik me niet druk om maken. Wel wanneer de vuilniszakken veel te vroeg buiten gezet worden. Iedereen weet dat er veel ratten in de buurt rondstruinen. Dan moet je het eten niet voor hun neus neerzetten.’
Gehorig zijn de huizen niet, parkeerplek is er altijd en Agnes vindt het belachelijk wanneer daarvoor betaald zou moeten worden. ‘Ik zit op een mooie dag wel eens voor het huis. Dat doen meer mensen in de straat. Nee, verhuisplannen heb ik nog niet. Maar de jongste die nu nog thuis woont, blijft niet eeuwig bij zijn moeder wonen. Als die vertrekt, zit ik hier alleen in een veel te groot huis met drie slaapkamers en een huur van 710 euro. Dan zou ik het liefst naar een kleiner appartement aan de Waal willen. Dat zou mooi zijn.’
Voor Petra gaan we weer terug naar de overkant, naar één van de huizen die volgend jaar 100 jaar oud wordt. Petra is 55 jaar en heeft een aanstekelijke lach. Ze is geboren aan de Amstelstraat, het eerste huis aan de noordkant. Petra had drie zussen en een broer. Na de lagere school ging ze naar de huishoudschool Rosa de Lima, toen nog aan de Sperwerstraat. Daar heeft ze vijf jaar op gezeten, want ze wilde persé voor wiskunde een 8 halen. Petra had een grote droom: toegelaten worden tot de mariniersopleiding.
Marine
Maar die droom spatte uiteen, toen Petra 17 jaar was. ‘Ik heb een zeldzame huidziekte,’ begint Petra. ‘Een soort psoriasis, waar hele dure medicijnen voor nodig zijn. Die medicijnen kosten, schrik niet, 10.000 euro per maand. Het lijkt op een flesje nagellak. Toen zat het medicijn nog in een experimentele fase. Tegenwoordig gebruik ik het niet meer. Ik neem de jeuk die ik af en toe voel op de koop toe. Zou ik bij defensie toegelaten worden, dan moesten zij de kosten van dat medicijn vergoeden. Dat wilde ze niet, dus weg carrière bij de marine. Dat was een grote teleurstelling. Die ziekte maakte ook dat ik vroeger erg vaak gepest werd. De huid op mijn hoofd werd voor een deel kaal. Aan dat pesten raakte ik wel gewend. Je bouwt een grote muur op en als het echt te erg was, konden ze een klap op hun gezicht krijgen. Daar deinsde ik niet voor terug.’
Vlizotrap
‘Waar die fascinatie voor het leger vandaan kwam? Ik had twee ooms die in Indië gediend hadden,’ gaat Petra verder. ‘Maar van jongs af aan vond ik de verhalen over de Tweede Wereldoorlog erg boeiend. Ik mocht wel eens werken op de Limoskazerne. Gewoon schoonmaak, of zoiets. Daar kwam ik dan in contact met veteranen. Prachtig vond ik dat. Ik voelde me erg thuis in dat wereldje. Gelukkig werd ik thuis en door leerkrachten goed opgevangen toen ik niet toegelaten werd.’
Petra bleef niet bij de pakken neerzitten en ging de rijbewijzen halen om met een vrachtauto te kunnen rijden. Ze werd aangenomen bij transportbedrijf Willemse, die op het industrieterrein zat. Ze reed vooral op Nederland, België en Duitsland en vervoerde zo’n beetje alles. Van tapijten tot gietijzer en vrachtjes voor de Gamma en Praxis. ‘Het beviel me prima,’ gaat Petra verder, ‘Ik kon met iedereen goed opschieten, totdat een stom ongeluk in 1989 hier een eind aan maakte. Ik kreeg een vlizotrap op mijn schouderblad. Helemaal verbrijzeld. Driekwart jaar uit de running geweest daardoor. En het werk kon ik niet meer doen. Urenlang achter het stuur trok ik niet meer. En weer moest ik op zoek naar iets nieuws.’
Aruba
Het werd de PTT. ‘Ook zwaar werk hoor,’ vertelt Petra. ‘Twee tassen van elk 25 kilo aan je fiets, probeer dat maar eens een steile helling op te duwen. Later ging ik met een bestelbusje rijden en dat scheelde een hoop. Postzakken vervoeren, buslichtingen doen. Ik leidde ook andere mensen op die er kwamen werken. Erg afwisselend en je kwam overal, want je bestreek het hele gebied tussen Druten, Millingen en Gennep. Ik breng ook aangetekende stukken rond. Gerechtelijke brieven, nu ook vaak voor de Immigratiedienst, de IND, en een paar weken terug moest ik dode nertsen vervoeren van een fokkerij naar Deventer om bloedmonsters af te nemen vanwege corona. De meest vreemde dingen komen op mijn pad. Het is een prima werkgever met leuke collega’s. Ik doe dit 36 uur per week en als ik vrij ben staat het busje van de “interdepartementale post en koeriersdienst”, want zo heet het officieel, hier voor de deur.’
Petra woonde met haar ouders, broer en zusje tot 1994 aan de Amstelstraat. Toen zijn ze via de achtertuin naar de Waterstraat verhuisd. Zó dicht lagen de huizen bij elkaar. Haar vader overleed in 1998 en Petra bleef alleen achter met haar moeder. Die stierf zes jaar geleden na een lange strijd van zestien jaar tegen kanker. Al die tijd was Petra mantelzorgster. Voor haar meer dan vanzelfsprekend. Eén keer had Petra trouwplannen. ‘In de tijd dat ik op de vrachtwagen reed, kreeg ik verkering met een Arubaan. Dat klikte en we zouden gaan trouwen. Hij ging naar Aruba om zijn ouders op te halen, maar kwam nooit meer terug. Een dubbele hartaanval werd hem fataal. Zijn ouders heb ik nog wel ontmoet daarna en nu krijg ik nog elk jaar rond de jaarwisseling een kaart van ze.’
Ratten
Petra kent zo ongeveer de hele straat. ‘Alleen de mensen die er pas wonen, ken ik nog niet. Ik probeer met iedereen een praatje te maken, als het zo uitkomt. Ik zou hier nooit meer weg willen. Ik betaal evenveel huur als Piet en Karin. 354 euro. Toen mijn moeder overleed en ik alleen achterbleef, probeerde Portaal het wel met 150 euro te verhogen, maar daar wist ik een stokje voor te steken. Nee, het is niet te groot. Al woon ik hier alleen. Ik heb vaak logés van de wandelgroep, waarmee ik in het weekend op stap ga.’
‘In 2006 was de laatste renovatie. We kregen onder andere dubbele beglazing. Iets hadden ze niet goed berekend met de afmetingen, want de ruiten stonden er amper in of bij vijf huizen sprongen ze er alweer uit. Deze maand gaan ze het buiten opnieuw schilderen, ik ben benieuwd. Ze zouden de huizen eigenlijk moeten zandstralen, opnieuw voegen en een keer écht goed moeten isoleren. Misschien dat dan ook de geluidsoverlast minder wordt. Nu heb ik veel last van de buren. Die gaan niet zachtzinnig met de deuren om. Ik heb jarenlang last van ratten in de achtertuin gehad, omdat anderen niet zorgvuldig met hun huisvuil omgaan. Het is jammer wanneer mensen weinig rekening met een ander houden. Bij een feestje in de straat zitten ze vaak in de achtertuin en dan gaat de volumeknop op maximaal. Ik heb gehoord dat het voor mensen aan de Weurtseweg een reden is om te verhuizen. Een gezamenlijk straatfeest hebben we nooit georganiseerd. Ik denk dat er gauw ruzie zal ontstaan, omdat iedereen zich met de muziek wil bemoeien,’ lacht Petra.
Bloembakken
Met de criminaliteit valt het wel mee in de straat. ‘Er is ooit een fiets van mij uit de voortuin gejat en de TomTom uit mijn auto. Die overval bij de Turkse familie was wel heftig, ja. Opa is een paar jaar geleden overleden, maar de kleinkinderen komen vaak bij oma op bezoek. Bij slagerij Rob Keller zie ik ’s avonds vaak hangjeugd rondhangen, als ik van mijn werk kom. Daar zal vast wel gedeald worden. En ja, er wordt veel te hard gereden. Er wonen steeds meer kinderen in de straat. Ze wachten zeker tot er wat gebeurt, voordat er ingegrepen wordt. Dat drempeltje stelt niks voor. De gemeente moet er betonnen bloembakken plaatsen. Dat is beter dan betaald parkeren invoeren, want dat slaat in dit stukje straat helemaal nergens op.’
Tekst: Michiel van de Loo
Foto’s: Dave van Brenk