In mei 1998 kochten wij, mijn man Peter en ik, een jarendertighuis aan de Tweede Oude Heselaan. Wij zijn de vijfde bewoners van ons huis, in makelaarstermen: een karakteristiek pand met authentieke elementen. Dat zijn bijvoorbeeld de glas- in- loodramen, de jarendertigtegels en het glas in lood in de deuren van de hal en de woonkamer, waar we als een blok voor vielen. En de grote tuin waar in de begroeiing nog sporen herkenbaar zijn uit de tijd dat dit deel van Nijmegen-West nog volstond met fruitbomen en tuinbouwgewassen.
De voortuin is wat klein, want daarvan heeft, zoals van alle voortuinen aan de Tweede Oude Heselaan, de gemeente een flink deel afgesnoept bij de bouw van de stationstunnel in 1966. Maar de achtertuin beslaat bijna 1.000 m² en biedt plaats aan verschillende gebouwen en gebouwtjes. Behalve het ruim bemeten woonhuis, een garage – de werkplaats van de bouwer en eerste bewoner van het huis – met daaraan vast een kantoor uit de jaren veertig, door de tweede bewoner als kantoor opgetrokken uit betonijzer en steengaas. Tussen de walnoten- appel-, pruimen-, peren- en perzikbomen, de rode en zwarte bessenstruiken en ander welig groen zijn verder nog een oud kippenhok en een tuinhuisje (opa’s huisje) te vinden. Een waar lustoord vinden wij.
Het blok huizen waarvan het hoekhuis nummer 456 deel uitmaakt is in 1932 gebouwd door aannemer Bernardus (Ben) van Berkel. Het was het eerste stuk bebouwing in dit deel van de toenmalige Oude Heesschelaan. Van Berkel zelf woonde met zijn gezin tot eind jaren dertig in zijn eigen schepping op nummer 456. Na aannemer Van Berkel, en voordat wij het huis kochten, heeft het huis nog drie groepen bewoners gekend, twee gezinnen en een religieuze woongemeenschap.
Naarmate we langer in ons huis woonden en her en der, en vaak toevallig, informatie tegenkwamen over vorige bewoners, werden we steeds nieuwsgieriger naar al die mensen die in dit huis hebben gewoond, geleefd en gewerkt. Zij vormen de levende geschiedenis van wat, op de keper beschouwd, een fraaie stapeling stenen is. Deze geschiedenis wil ik aan de hand van de verhalen van de vorige bewoners proberen tot leven wekken.
Aflevering 1: Phoenix, een religieuze woongemeenschap
En dan beginnen we bij Nelleke Vleugel, Will Verwij en Jan Peters, metgezellen in de religieuze woongemeenschap Phoenix die hier van juni 1978 tot mei 1998 huisde. In die jaren hoorde ook Henk Theloosen daarbij, maar Henk is in 2002 helaas overleden. De drie overgebleven leden, die in 1998 samen met Henk verhuisden naar het voormalige zusterklooster Soeterbeeck in Ravenstein, komen een ochtend terug naar hun oude huis. Ik praat met ze over de tijd dat ze hier woonden. Maar eerst over wat daaraan vooraf ging.
Vernieuwing in de kerk
Will: ‘Eind jaren zestig, begin jaren zeventig was de hele samenleving in beweging en ook in de katholieke kerk ontstonden er allerlei initiatieven tot vernieuwing. Vooral na het Vaticaans concilie van 1962 tot 1965. Ikzelf was in die tijd ingetreden als zuster in de orde van de Zusters van Liefde in Schijndel en ook bij ons in het klooster was de vernieuwingsimpuls merkbaar. Zo mochten we op een gegeven moment een korter habijt dragen en even later stond het je vrij om het habijt af te leggen voor burgerkleding. In die tijd ontstonden buiten de kloosters kleine religieuze leefgroepen van religieuzen en niet-religieuzen. Sommige daarvan waren gemengde groepen met mannen en vrouwen. Dat vond ik een boeiende ontwikkeling en met toestemming van de algemeen overste ben ik op onderzoek uitgegaan. In het dorp Langenboom in Brabant vond ik zo’n leefgroep van religieuzen en niet-religieuzen, die zich onder meer richtte op meditatie en de gezamenlijke viering van de eucharistie.
In Langenboom ontmoette ik Jan en Nelleke, die ook op zoek waren naar een nieuwe, zinvolle invulling van hun leven. We hebben daar veel gesprekken gevoerd over de start van een eigen religieuze leefgemeenschap. Een ding was daarbij vanaf het allereerste begin duidelijk: naast ons gewone werk wilden we er zijn voor mensen die hulp nodig hadden. Daarnaast bespraken we ideeën over de viering van de eucharistie. We zochten daarbij aansluiting bij de begintijd van het christendom. De eerste christenen gingen gezamenlijk aan tafel en ze deelden samen brood en wijn, als bij een eenvoudige maaltijd. Zoals Christus zelf het bij het laatste avondmaal had voorgedaan. Zo hebben we de eucharistie later ook vormgegeven en dat doen we tot op de dag van vandaag.’
Phoenix
Niet veel later voegt Henk zich bij het drietal. ‘Henk woonde in Nijmegen bij Jan in een jezuïetenhuis aan de Berg en Dalseweg, tegenover het Canisiuscollege’, vertelt Will. ‘Na de nodige gesprekken en weekenden samen in Langenboom hebben we uiteindelijk in 1974 onze religieuze woongemeenschap opgericht, bestaande uit een katholieke leek en drie religieuzen: Nelleke, Jan (pater Jezuïet), Henk (broeder Jezuïet) en ikzelf (Zusters van Liefde). Ik had daarvoor toestemming van de algemeen overste van de Zusters van Liefde en Jan en Henk kregen goedkeuring van hun provinciaal overste.’
Ze geven hun woongroep de naam Phoenix, een naam die voor de jonge lezer vooral associaties met Harry Potter zal oproepen, maar voor Nelleke, Will, Jan en Henk een oudere en veel diepere betekenis heeft. Nelleke legt uit: ‘De vogel Phoenix Is een fabeldier, onder andere in Griekse mythologie. De Phoenix verbrandt met nest en al, maar herrijst steeds opnieuw uit zijn eigen as. In het christendom is dit verhaal het symbool geworden van de verrijzenis van Christus. Een sterk beeld waaraan katholieken en andere christenen het vertrouwen ontlenen van een leven na de dood. Daar voelden wij ons door aangesproken, maar voor onszelf betekende deze hoopgevende naam ook dat we samen iets nieuws en moois begonnen. Een nieuwe start.’
De Tweede Oude Heselaan
De kersverse woongemeenschap vestigt zich in 1974 in een huurhuis in de Weezenhof, ‘maar dat huis bleek al snel te klein’, vertelt Jan: ‘Er was te weinig plek om mensen die hulp nodig hadden op te vangen. Bij het zoeken naar een groter huis werden we geholpen door de vastgoedafdeling van de jezuïetenorde in Den Haag. Zij vonden dit huis aan de Tweede Oude Heselaan en hebben het in 1978 voor ons gekocht, dat wil zeggen, wij huurden het van de jezuïetenorde.
We vonden het huis heel aantrekkelijk, vooral de grote tuin, met de grote garage en het oude kantoor dat een perfect apart gastenhuisje was. Bovendien dicht bij het station en de stad. Nijmegen-West kenden we nog niet, behalve Henk die in de Varenstraat was geboren.
Henk, die was opgeleid tot meubelmaker, heeft veel in de garage geknutseld. In de jaren negentig heeft hij nog een opleiding aan de sociale academie gevolgd. Hij is gaan werken als jeugdwerker in Wijchen en later met geestelijk gehandicapten in de Binckhof in Grave. Henk was ook een enorme carnavalsvierder. Met zijn familie had hij een eigen carnavalsclub.’
Crisissituaties
Nelleke werkte in 1978 fulltime als ergotherapeut bij het Radboudziekenhuis in Nijmegen: ‘Ik wilde graag parttime gaan werken, omdat ik tijd wilde hebben voor de mensen die we in ons gastenhuisje opvingen. Will werkte al parttime en het zou mooi zijn als we op verschillende dagen thuis waren zodat we elkaar konden afwisselen. Maar parttime werken kon niet in het Radboudziekenhuis. Daarom ben ik eind 1979 in een verpleeghuis in Zevenaar gaan werken en later ook in het ziekenhuis daar, bij de afdelingen orthopedie en neurologie.
De mensen die we opvingen kwamen bij ons via mijn werk, de pastoor van Dukenburg, de universiteit of andere opvanghuizen. Het waren bijvoorbeeld ouders met een ziek kind, mensen die aan het scheiden waren of mensen met psychische problemen. De meeste mensen kwamen bij ons in een crisissituatie. We vingen ze in eerste instantie een maand op, zodat ze eerst tot rust konden komen. Daarna bespraken we met ze hoe het ze het leven weer op konden pakken.’
Achter het Bethelkerkje
Will had zestien jaar ervaring als kleuterleidster. In 1978 stond ze een paar maanden voor de kleuterklas in het Waterkwartier. Maar dat verliep niet helemaal soepel. ‘Gelukkig had ik ook een opleiding voor activiteitenbegeleidster gevolgd. Als activiteitenbegeleidster in de bejaarden-, verpleeghuis-, of ziekenhuiszorg probeer je mensen uit hun isolement te halen, je gaat koffie met ze drinken en zet ze met elkaar aan het werk. Je legt contact met de mensen en de mensen leggen contact met elkaar.
In het moederhuis in Schijndel heb ik activiteiten opgezet voor onze bejaarde zusters, en met een collega later ook voor de wat jongere zusters. Ik kon er mijn creativiteit goed in kwijt. Drie dagen per week werkte ik als activiteitenbegeleidster, de overige dagen kon ik dus aandacht besteden aan de mensen die wij in het gastenhuis opvingen. En er bleef ook nog tijd over om kinderen voor te bereiden op Eerste Heilige Communie bij de H. Hartkerk achter het Bethelkerkje aan de overkant van de straat. Ik deed ook nog allerlei klusjes in de kerk. Dat was in de jaren tachtig, in de tijd dat pastoor Mulder er zat.’
De Koran kennen
Jan werkte in 1978 al een tijdje bij de Katholieke Universiteit Nijmegen (nu Radbouduniversiteit). Hij is arabist en was jarenlang lid van het College van Bestuur van de universiteit. Tijdens zijn opleiding tot Jezuïet bezocht hij in de jaren zestig het Nabije Oosten. Jan: ‘Het plan was dat ik in Beiroet docent zou worden in het nieuwe testament. De Jezuïeten hadden daar een theologische faculteit. Prima, maar ik vond dat ik als ik naar Beiroet zou gaan ik ook de Koran moest kennen. Gelukkig mocht ik twee studies volgen: theologie én Arabisch. Maar toen ik begin jaren zeventig bijna klaar was met mijn opleiding, werd de theologische faculteit in Beiroet gesloten. Ik ben in Nijmegen gebleven en hoogleraar Arabisch geworden.’
Om zich te ontspannen werkte Jan in zijn vrije tijd veel in de tuin. Will vertelt: ‘We hadden hier een grote moestuin met boontjes, schorseneren, peultjes, wortelen, kruiden, spinazie, rabarber en sla. We hebben bessenstruiken aangeplant en ook een perzik, kersenbomen en twee appelbomen. Die staan er nog steeds, zag ik! Er stonden al twee walnotenbomen, druiven en leiperen. Een van onze elf buren was van huis uit hovenier. Hij maakte altijd een praatje bij de tuinmuur en kwam met goede raad als Jan aan het tuinieren was.’
Opa’s huisje
‘Voor ons woonde in dit huis de familie Peters’, vertelt Nelleke, ‘een vader met het kleine gezin van een van zijn dochters. Vader Peters was overleden en daarom werd het huis verkocht. Het tuinhuisje in de tuin meteen achter het huis is naar hem vernoemd, opa’s huisje. Naar verluid zat vader Peters daar vaak lekker op zichzelf te klussen en knutselen.
Toen we hier introkken waren er alleen beneden gaskachels, twee in de kamers en suite, een in de keuken en een in de bijkeuken. Wij hebben meteen centrale verwarming laten aanleggen in het huis, de garage en het gastenhuis. Daarna is de badkamer gerenoveerd en Henk heeft de kap van de garage helemaal geïsoleerd. Ook de trap in de garage – de oude werkplaats van de bouwer van het huis Ben van Berkel – is door ons aangelegd. Er was alleen een luik met een grote ladder om naar de verdieping te klimmen. Tussen de tuin en de garage stond een muurtje, dat hebben we afgebroken. Onder de vloerbedekking in de gang in huis kwam de authentieke tegelvloer naar boven.
Beneden hadden we onze gemeenschappelijke ruimtes en boven had ieder een eigen kamer. In huis was er ook nog een logeerkamer, naast het gastenhuis in de tuin.’
Soeterbeeck
Tot een jaar voor ze weggingen, heeft Phoenix mensen opgevangen. ‘Op het laatst begon de verantwoordelijkheid voor die mensen wel erg zwaar te wegen’, zegt Jan. ‘Maar ook het onderhoud van de grote tuin werd ons te veel. We waren inmiddels ook allemaal twintig jaar ouder.
In 1998 kregen we een aanbod om te gaan wonen in het voormalige zusterklooster Soeterbeeck in Ravenstein. Wij konden terecht in het voormalige verblijf van de rector, de geestelijke die over het spirituele en religieuze heil van de zusters waakt. De zusters boden het klooster en de kapel gratis aan de Radbouduniversiteit aan, maar wilden wel graag dat het rectoraat bewoond zou worden en dat de zorg voor de kapel werd veiliggesteld.
Daar hebben we ja op gezegd. Alleen Nelleke wilde eigenlijk de stad niet uit. Zij vond de verhuizing naar Soeterbeeck in het begin maar niets, het was er zo stil en er stonden alleen maar boerderijen. De andere drie vonden het oude zusterklooster meteen erg prettig. Gelukkig was Nelleke na een jaar gewend en nu vindt ook zij dat wij daar heerlijk wonen, op een steenworp van Ravenstein, met al die natuur om ons heen.’
Heerlijk om op die manier geïnformeerd te worden over ons nijmegen en de mensen die er geleefd hebben. Dit heb ik voor het eerst gelezen en hoop nog vaak iets dergelijks te lezen.