Tekst: Michiel van de Loo
Foto’s: Dave van Brenk
De Meerkolstraat valt kadastraal onder Hees op een plek waar de wijken Wolfskuil, Biezen en Hees aan elkaar grenzen. De straat is maar aan één kant bebouwd; de oneven zijde. Daar staan twaalf huizen, die uitkijken op het Leeuwensteinpark en het daaraan grenzende parkeerterrein. De straat maakt deel uit van één van de vogelbuurten in Nijmegen. Deze ligt tussen de Marialaan en Tweede Oude Heselaan, lezen we in de stratenlijst van Rob Essers. Sinds 1960 loopt de onlogische grens tussen de Wolfskuil en Hees over de Molenweg, Prinsenlaan, Patrijsstraat, Bosduifstraat. Andere straten in deze vogelbuurt zijn de Korhoenstraat, Pluvierstraat, Roerdompstraat, Buizerdstraat en Wulpstraat. De straten ontstonden in 1948 toen daar met de bouw werd begonnen van 217 rijtjeswoningen, gefinancierd door de Nationale Levensverzekeringsbank N.V. te Rotterdam. De twaalf huizen in de Meerkolstraat waren ruimere twee-onder-een-kapwoningen en eigendom van onder andere ASW, Willem Smit en Splendor. Veel oorspronkelijke bewoners van de Meerkolstraat werkten bij deze bedrijven. De meerkol is een Vlaamse gaai; een zangvogel uit de familie van de kraaiachtigen.
Afwisselender
Opmerkelijk is een stukje uit de Arnhemse Courant van 1950 die de Nijmeegse manier van bouwen vergelijkt met de Arnhemse bouwstijl en niet voor het eerst (en laatst) komt Nijmegen beter uit de bus: ‘Als men langs de nieuwe Nijmeegse woonwijken wandelt, bij de Weurtseweg, in de nieuwe straten (let op de namen) Meerkolstraat, Bosduifstraat, Fuutstraat enz. ziet men daar ook nieuwbouw, net als in Arnhem. Opvallend is echter, dat de bouwwijze van deze woningen prettiger aandoet. Hier een glas-in-loodraampje, daar een balkonnetje, een bocht in de straat, het ene huis heeft een ijzeren hekje om de tuin, wat verderop is een stenen muurtje. Zeker, het zijn kleinigheden. Maar kleinigheden van veel belang. Het aanzicht van de straat wordt wat afwisselender. De Arnhemse woonwijk Zuid is van een duizelingwekkende rechtheid. Vroeger ging het verhaal, dat iemand die te diep in het glaasje keek zijn eigen deur niet kon vinden. In Zuid loop je de kans je eigen straat niet te vinden, en óók je eigen deur niet.’
Jan Bours
Op huisnummer 9 aan de Meerkolstraat woont Jan Bours met zijn vrouw Astrid. Jan is geboren in augustus 1954. Jan is twee weken oud toen het gezin op 1 september verhuisde van de Wulpstraat naar een grotere woning aan de Meerkolstraat. Vader, moeder, Jan en nog een drie jaar ouder broertje gingen mee. Zijn vader werkte als directiesecretaris bij de Splendor. ‘We gingen van de wat volkse straten zoals de Wulp-, Korhoen- of Patrijsstraat, naar de decadentere Meerkolstraat. Hier tegenover stond toen nog de tuinbouwschool. We keken daardoor vaak uit op één grote bloemenzee,’ begint Jan. ‘In 1976 verhuisde die school naar de Energieweg en vrij snel daarna werd het gebouw gesloopt en kwamen er die zogenaamde Van Dam-eenheden, de latere HAT-eenheden voor terug.’
‘De hele wijk is in 1948 en 1949 gebouwd. Patrijsstraat 39 was de duizendste nieuwe woning die er in Nijmegen na de oorlog gebouwd werd. Alles was huur. Ook hier in de Meerkolstraat. Pas in 1970 zijn de woningen verkocht aan de toenmalige bewoners. Mijn ouders moesten er 24.500 gulden voor neertellen. De buren betaalden iets meer, maar die hadden dan ook een grotere tuin. Dat komt omdat hier vroeger schooltuintjes achter lagen. Scholieren kregen een paar vierkante meter waar ze hun eigen groentes konden telen. Heel opvoedkundig en verantwoord, maar dat hield op een dag op en de tuintjes werden aan de omwonenden verkocht. Mijn ouders hadden geen behoefte aan een nóg grotere tuin. De verkoopprijzen van de huizen toen staan in schril contrast met wat er nu voor betaald wordt.’ En daar heeft Jan gelijk in. Op Funda lezen we dat er laatst een huis in de Meerkolstraat voor maar liefst 495.000 euro van eigenaar verwisselde.
Opleidingen en baantjes
‘Voor het lager onderwijs ging ik naar de Paulusschool aan de Wolfskuilseweg. Daarna volgde ik de mulo. Dat was de Stephanusschool aan de Prins Hendrikstraat. Tot slot ging ik naar de havo aan de SSGN, de Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen. Toen was het tijd om mijn diensttijd te vervullen.’ Er volgde een aantal jaren waarin Jan diverse baantjes had. Groepsleider in een kindertehuis, bibliobuschauffeur, hij werkte bij de post en een drukkerij. Daarnaast was hij tussen 1977 en 1986 nog een aantal jaren discjockey en barkeeper in de legendarische bar/disco GS-9 aan de Grotestraat. Maar in 1987 wist hij het. ‘Audicien,’ gaat Jan verder, ‘een specialist in het aanpassen van hoortoestellen en gehoorbescherming. Dat was een opleiding van drie jaar met veel zelfstudie. Ik had een stageadres in Wageningen. Dat was verplicht om de opleiding te mogen doen. Naast de praktijkruimte die ik gebruikte in Zetten, bezocht ik in de regio Nijmegen ook klanten aan huis, als mensen dat liever hadden.’
‘Nee, ik heb niet altijd bij mijn ouders ingewoond. In 1979 verhuisde ik naar de Korhoenstraat. Daar kocht ik later met mijn toenmalige vriendin een huis op nummer 25. Die relatie hield geen stand, ik leerde Astrid kennen en met haar heb ik uiteindelijk een huis aan de Jupiterstraat in Heseveld gekocht. Mijn vader overleed al in 1982. Nadat ook mijn moeder stierf in 2000, heb ik mijn ouderlijk huis in de Meerkolstraat overgenomen. We hebben het wel drastisch verbouwd. Het moest niet het huis van mijn ouders blijven, maar echt óns huis worden. Zo hebben we de indeling veranderd, een erker aan de voorzijde aangebouwd en de pui aan de achterzijde veranderd. Maar het voelt nog steeds vertrouwd, dat wel.’
Hooghartig
‘Toen ik begin jaren 80 in de Korhoenstraat woonde, heb ik in een actiegroep gezeten om het racen in de straat tegen te gaan,’ vertelt Jan. ‘We kregen het voor elkaar dat er in de Pluvierstraat ter hoogte van speeltuin Het Boerenlandjeeen knip kwam, zodat er veilig kon worden overgestoken. Wij hebben hier aan de bewoonde kant een breed trottoir, maar de andere straten zijn hier erg smal. Toch hoor je ze vaak gas geven en over de verkeersdrempels vliegen. En nu is er dat idee van de gemeente om een deel van de Voorstadslaan af te sluiten.’ Astrid: ‘Ik was bij die bijeenkomst begin mei. De gemeente presenteerde zich daar heel hooghartig. Zo van, dit gaan we even regelen met jullie. Maar bijna iedereen was tegen. Veel mensen waren ook erg boos, omdat ze nergens in betrokken waren geweest. Hoe het nu verder gaat weet ik niet, maar ik heb begrepen dat het nu van de baan is en dat is maar goed ook. Het zou een ramp zijn voor de Meerkolstraat en de straten die hierachter liggen, zoals de Patrijsstraat.’
Sleutelkoning
Qua criminaliteit is het vrij rustig in de straat. Jan kan zich één inbraak herinneren in hun huis. Dat maakte veel indruk, maar toen was hij nog een kind. Jan: ‘Die inbreker noemde men de ‘sleutelkoning’.Overal waar hij inbrak, ontvreemdde hij sleutels. Hij is zo’n driekwart jaar actief geweest in de buurt. Diezelfde nacht had hij iets verderop in de straat ook ingebroken. Nauwelijks buit, maar wel alle sleutels die hij kon vinden waren weg. Tegen de overlast van jongeren in het Leeuwensteinpark is zo’n vijftien jaar geleden ooit een handtekeningenactie gehouden. Wij hadden daar minder last van, maar ze maakten zich schuldig aan drugshandel, vernielingen en diefstallen. De bewoners wilden meer toezicht. En blijkbaar heeft het geholpen, want het is er nu al lange tijd vrij rustig. Hier tegenover in de flats zijn wel nog een paar keer politie-invallen geweest, omdat er drugs verhandeld werden. Dat gebeurt nu nog wel op de parkeerplaats. Maar ja, wie kijkt daar tegenwoordig nog van op.’
Ook nu mengt Astrid zich weer even in het gesprek en ze vertelt over een gluurder. ‘Inmiddels al een keer of vier. Ik ga altijd laat naar bed, niet voor één uur. Jan is dan al naar boven en ik zit hier nog wat tv te kijken, of te lezen. Zag ik ineens boven de jaloezieën, die de onderste helft van het raam bedekken, een kop uitsteken. Een man. Oost-Europees uiterlijk met een mutsje. Hij ziet me zitten, kijkt me aan en verdwijnt weer. Ik ben helemaal niet bang, maar je zit er niet op te wachten. Dat heeft zich nog een paar keer herhaald. Het leek of-ie steeds iets langer bleef kijken. Totdat we de jaloezieën maar een stukje hoger hebben opgetrokken, zodat hij niet zomaar naar binnen kon kijken. Maar wat denk je? Ging-ie de laatste keer op de vensterbank staan om me te kunnen zien en begon hij ook nog eens tegen het raam aan te tikken. Telkens met dat mutsje op van hem. Hierna hebben we er toch wel melding van gemaakt bij de politie. Het moet niet nóg gekker worden,’ besluit Astrid haar verhaal.
Jan: ‘Er is een vrij groot verloop in de straat de laatste jaren. Dat komt door de vergrijzing, maar ook door enkele echtscheidingen in korte tijd. Dat zorgt wel weer voor verjonging.’ Parkeren is nooit een probleem. Ooit wilde de gemeente betaald parkeren invoeren, maar een storm van protest deed ze daar van terugkomen. Jan is de oppas van de straat. ‘Wanneer mensen op vakantie gaan, zorg ik voor de plantjes, soms voor de huisdieren en dat de huizen er bewoond uit blijven zien. Och, ik doe dat graag. Verhuisplannen hebben we zeker niet. Waarom zouden we? We hebben hier alles in de buurt. Winkels, de stad, maar ook rust en een park.’
Irene van Dongen
De Wester ging ook op bezoek bij Irene van Dongen. Geboren in Breda in 1977, maar van jongs af aan veel gereisd, want haar ouders waren binnenvaartschippers. Hun schip hadden ze ‘Najade’ gedoopt. Genoemd naar een Griekse waternimf, die schoonheid geeft en bescherming biedt. Ze vervoerden door heel West-Europa bulkgoederen, zoals steenkool, mais, hout of staal. Tot haar vijfde jaar was ze altijd aan boord. Daarna ging ze in Nijmegen naar schippersinternaat Sint-Nicolaas in de bossen van Jonkerbos, waar bijna drie honderd kinderen naar school gingen en op het internaat zaten. ‘Dat was een heerlijke omgeving,’ begint Irene. ‘Helemaal vrij in de bossen. De meeste schipperskinderen gingen daar naar school. In het weekend ging je naar de ouders, waar ze ook maar zaten op dat moment. Na de lagere school volgde de vrije school. Eerst aan de Groesbeekseweg, later het Karel de Grote College aan de Wilhelminasingel. Een leuke tijd en veel geleerd. De omstandigheden maakte dat je snel zelfstandig werd. Op mijn zestiende woonde ik al op kamers in Dukenburg en Lindenholt.’
Uitvaartbranche
Na de middelbare school ging Irene studeren. Geen alledaagse studie: logistiek en technische vervoerskunde in Breda. ‘Mijn schippersverleden heeft vast een rol gespeeld bij die keuze,’ gaat Irene verder. ‘Nadat ik die studie had afgerond, werkte ik eerst in de Rotterdamse haven en toen ik 23 jaar was kreeg ik een baan bij Buck Consultants. Ik adviseerde bij de ontwikkeling van container terminals. Écht interessant, maar steeds was er een stem die zei dat ik iets anders wilde. Die knoop heb ik uiteindelijk doorgehakt en ik startte mijn eigen uitvaartonderneming. De uitvaartbranche fascineerde me enorm en ik ben de beroepsopleiding gaan volgen. Over de naam van mijn onderneming hoefde ik niet lang na te denken. Dat werd Najade, zoals het schip van mijn ouders. Nu is geen uitvaart meer hetzelfde, maar ik probeer wel alles zoveel mogelijk in eigen hand te houden. Ik rij zelf bijvoorbeeld geen rouwauto en je kunt natuurlijk niet op twee plekken tegelijk zijn. Daar huur ik dan per uitvaart de juiste mensen voor in. Maar ik ben natuurlijk wel het gezicht van Najade Uitvaarten. Die persoonlijke aanpak weten mensen erg te waarderen. Steeds vaker heb ik bij leven al gesprekken met mensen over hoe ze alles het liefste geregeld willen hebben. Nee, ik heb nooit een zwaar gemoed na een begrafenis of crematie. Ik ben altijd dankbaar als het allemaal goed verlopen is. Ik doe dit nu vijf jaar. Het loopt goed, maar het blijft heel onregelmatig werk.’
Als Irene in 2000 weer terug naar Nijmegen verhuist, staat ze nog steeds bij Entree ingeschreven en kan ze een huisje huren aan de Muntweg. ‘Daar ben ik na een paar jaar gaan samenwonen,’ vertelt Irene. ‘Vier jaar later hebben we dit huis gekocht aan de Meerkolstraat. We hebben er wel alles aan verbouwd. Er zat een schrootjesplafond in en zo’n groene Bruynzeel-keuken, niet meer van deze tijd. De inrichting hebben we onze eigen ’touch’ gegeven.’ En dat hebben ze leuk gedaan. Zo is de schouw bedrukt met oude landkaarten en dat idee vind je terug in de lampen boven de tafel en subtiel in een vogelhuisje aan de muur. Haar relatie hield geen stand en sinds een jaar woont Irene nu alleen met haar dochter van zeven jaar oud. Bij het huis staat een grote garage, die er vanwege de drie deuren aan de zijkant, niet als zodanig uitziet. De flinke tuin houdt Irene zelf bij.
Park, activiteiten en verkeer
‘Zo lang als we nu hier wonen verandert er weinig aan het straatbeeld. Aan de buitenkant lijken de huizen allemaal op elkaar, maar kom je ergens binnen dan is het totaal verschillend. De straat is wel aan het verjongen. Hier tegenover kijk ik tegen de groene heg aan met daarachter park Leeuwenstein. Als ik boven uit het raam kijk, zie ik wel eens jongeren rondhangen bij de bankjes, maar overlast heb ik daar zeker niet van. Het hoort bij deze tijd, toch? Zolang ik geen spuiten vind, kan ik veel hebben. Hondenpoep is veel vervelender.’
‘Toen we hier introkken hebben we meteen het sluitwerk helemaal op orde gemaakt. Inbraken hebben we dan ook niet gehad. Als we voor langere tijd weg zijn, regelen we iets met de buren. Dat klikte meteen toen we hier kwamen wonen. Ik kreeg alleen niet zo lang geleden een man aan de deur die met een babbeltruc geld van me wilde lenen.’ Irene houdt ervan om leuke dingen mee te organiseren voor de straat en de wijk. Twee jaar geleden begon ze met de kribjesroute in Hees. Ze wist een route uit te zetten langs ruim dertig kerststallen in de wijk, die voerde langs bijzondere kribjes achter ramen en voortuinen. Na het eerste jaar kwamen er meteen veel helpers bij de organisatie, die bijvoorbeeld zorgen voor de chocomel of glühwein. Ze was ook betrokken bij het zomerfestival Happy Hees in september bij Sancta Maria. Ze stelde haar huis en tuin open voor het ommetje door Hees, een zzp-bijeenkomst en laat de stroom aftappen voor een springkussen in het park. Irene: ‘Misschien is het wel weer eens tijd voor een grote straatbarbecue nu er weer nieuwe mensen zijn komen wonen.’
‘Kijk, ik kan me voorstellen dat wanneer je hier om de hoek aan de Voorstadslaan woont, je last hebt van het voortrazend verkeer. Vroeger scheurden ze hier zelfs over de brede stoep. Maar die afsluiting is een ondoordacht plan, dan verplaatst je het probleem naar de woonstraten in dit buurtje,’ besluit Irene.
Mevrouw Lem
Tot slot ging de Wester langs bij mevrouw Lem. Ze wordt later dit jaar 96 en is met afstand de oudste bewoner in de Meerkolstraat. Het zal niemand verwonderen dat ze op handen wordt gedragen. ‘Ik groeide op in Millingen aan de Rijn. Daar kwam ook mijn man vandaan,’ begint mevrouw Lem, ‘hij werkte bij Alewijnse, elektrotechnisch bedrijf en ikzelf bij de C&A. We zijn in 1951 getrouwd en in 1958 zijn we hier komen wonen. Dat is dus al meer dan zestig jaar. We waren de tweede bewoners. Hiervoor woonde Han Engelsman er. Hij was een bekende voetballer en speelde bij Quick Nijmegen. Volgens mijn zoon heeft-ie nog een interland gespeeld tegen België. Hij had een sigarenzaak in de Molenstraat en was getrouwd met Bowien Huisman, de dochter van O.C. Huisman.’ Ondanks haar hoge leeftijd weet mevrouw Lem zich alles feilloos te herinneren. ‘We huurden eerst tot 1970 Toen hebben we het zelf gekocht voor 23.000 gulden. Natuurlijk is er veel veranderd, maar de straat op zich niet. Er was meer aandacht voor de kinderen. Wij hebben er drie en ze gingen naar school in de Krayenhofflaan. Ze speelden veel op straat, maar ook in het park. Ze klommen er in de bomen. Daar stond eerst de tuinbouwschool en hier tegenover was Villa Leeuwenstein. Toen we hier pas woonden, is de villa gesloopt. De kelder hebben ze laten zitten, die ligt nu nog steeds onder het park.’
Villa Leeuwenstein is gebouwd rond 1850. Marcel Verdonck had er een fruitplantage. In die periode werden ook een aantal exotische bomen geplant, een modeverschijnsel onder de rijkere mensen van toen. Vlak na de oorlog hebben in de villa nog gezinnen gewoond, die door bombardementen dakloos geworden waren. Daarna raakte de villa snel in verval en in 1958 werd het afgebroken en op die plek inclusief de tuin kwam park Leeuwenstein. Alleen het koetshuis staat er nog steeds.
Storm
‘Er zijn bij een storm, ik dacht vorig jaar, een paar van die bijzondere bomen gesneuveld,’ vertelt mevrouw Lem. ‘Wel jammer. Even dacht men nog er een speeltoestel voor de kinderen van te maken, maar uiteindelijk is de boom in mootjes gehakt en afgevoerd. Lang geleden is hier één keer ingebroken. Toen hebben we meteen een poort gemaakt en alles dichtgemaakt. Nu is alles prima beveiligd. Overlast hebben we nooit gehad. Veel mensen uit de straat ken ik wel, al zijn er de laatste jaren wel nieuwe bijgekomen. Er zijn veel oudere bewoners inmiddels overleden. Mijn man is in 2001 overleden. Toen had ik misschien naar een seniorenwoning of zoiets moeten gaan, maar och, ik red me hier nog prima. Mijn kinderen doen één keer per week de boodschappen voor me en koken doe ik zelf. Ze houden ook de voortuin bij. Voor de achtertuin, waar ik graag zit, komt af en toe een tuinman.’
Er is weinig wat verraadt dat mevrouw Lem al tegen de honderd aan loopt. Ze leest elke dag trouw haar Gelderlander en weet wat er in de wereld gebeurt. In de huiskamer veel foto’s van haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkind. ‘Als er iets georganiseerd wordt in de wijk, krijg ik altijd een uitnodiging. Maar daar ga ik niet meer heen. Dat kost me te veel moeite. En ooit zal er een dag komen dat ik hier vertrek, maar dat zien we dan wel weer,’ zegt ze tot slot.