Varenstraat

De Varenstraat loopt van de Nieuwe Nonnendaalseweg tot aan de Wolfskuilseweg. Tot 1937 begon de straat pas tussen de Klaverstraat en Kamperfoeliestraat bij de nummers 48 en 49. Toen kwamen daar ook de eerste woningen. Pas in 1948 werden de huizen in het eerste deel gebouwd. Als laatste verrezen de flats aan de oneven kant tussen de Zonnebloemstraat en de Korenbloemstraat, in 1953. Daar zaten winkels zoals de Spar, kruidenier Popping, later Maters, een kapper, een kledingwinkel, een friettent en op de hoek slager Theunissen, later Jos Janssen. Weer later zat er de fietswinkel van Van Heeswijk en nu Al Madina, een Turkse winkel.

Ries en Wilma

De Wester ging als eerste langs bij Ries en Wilma van Maurik. Ze wonen halverwege de straat aan de rechterkant. Ries is 69 jaar, geboren aan de Anemoonstraat bij de Anjelierenweg, maar Ries zat nog in de luiers toen het gezin verhuisde naar de Ericastraat 32, het hart van de Rimboe. ‘We waren thuis met zevenen, pa, ma en vijf kinderen: drie jongens en twee meisjes,’ begint Ries. ‘Pa werkte in de bouw. De Ericastraat was erg gezellig. Echt de Rimboe. Eén voor allen en allen voor één. Daar gebeurde altijd wel wat. En ja, daar werd wel eens gevochten met andere buurten. De Rozenbuurt was vaak de klos. Met de blote vuist, dan leek het soms het Wilde Westen. Zaten ze bij Ootje Benda op het muurtje met een pot bier en als de alcohol ging werken, werd het vaak vechten. Bij ons thuis waren ze daar nooit bij, ik was nog een menneke, maar we zagen het wel gebeuren. Voetballen deden we op het pleintje bij melkboer Peters.’

Motorcross

Ries ging naar de Michiel de Ruyterschool en daarna al vrij snel werken. Zijn eerste baantje was als bijrijder van Piet Roes bij transportbedrijf Marbe Gelco. Het bedrijf reed voor veel grote fabrieken in Nijmegen zoals de Nijma en Honig. ‘Vaak met vermicelli naar Rotterdam gereden,’ gaat Ries verder. ‘Negen jaar daar gewerkt, daarna zo’n beetje alles gedaan wat op mijn pad kwam en wat een beetje verdiende. In de steigerbouw gezeten en voor de gemeente beheerde ik acht jaar lang het motorcrossterreintje op de hoek Floraweg en Wolfskuilseweg, waar nu de flat Wolverlei staat. Ja, dat crossen was erg populair. Er kwamen ruim vijftig jongeren en niet alleen uit de Kuul, ook uit Hatert en Dukenburg. Ik gaf er les en lag daarbij vaak met de politie in de clinch. Hadden we een afspraak met ze gemaakt dat we proefritjes mochten maken, traden ze daar toch weer tegen op. Uiteindelijk kregen we het voor elkaar dat we maandelijks een wedstrijdje mochten organiseren. Toen Wolverlei werd gebouwd hield het op. Lichamelijk ging het toen ook al minder met me. Ik werd afgekeurd en belandde in de WAO.’

Pleegkinderen

Ries trouwde jong, te jong, vindt-ie zelf ook achteraf en dat eerste huwelijk duurde maar anderhalf jaar. Die ervaring rijker ontmoette hij in 1977 Wilma bij het café van Zwarte Riek aan de Voorstadslaan, waar nu Wijck zit en eerder het Waterkwartiertje en de Badmuts. Ries: ‘Het was gelijk raak, in april 1985 zijn we getrouwd en we konden terecht in het huis aan de Ericastraat 12. Mijn moeder woonde toen nog steeds op nummer 32. Daar hebben we gewoond tot aan de sloop in 2003 en sindsdien wonen we hier.’ Ries heeft vier kinderen. Een zoon bij zijn eerste vrouw en een jongen en twee meisjes bij Wilma. Daarnaast hebben ze nu de zorg over drie pleegkinderen van veertien, negen en zeven jaar. Kinderen van hun dochter, die daar even niet de aandacht aan kan geven die ze verdienen.

 De Wieken

De Varenstraat is absoluut niet te vergelijken met wat ze vroeger gewend waren aan de Ericastraat. Ook nu zien ze langzaam alle échte Kuulers uit de straat verdwijnen. Ries: ‘Gelukkig hebben we leuke buren, maar met de nieuwkomers in de straat heb ik niks. Dat begon toen Portaal woningen ging verkopen. Er kwamen buitenlanders, waar ik absoluut niks tegen heb hoor, maar voor mijn eigen kinderen was er geen plek om te wonen. Ik snap dat beleid niet. De huizen worden vaak gekocht door geitenwollensokken types met bakfietsen. Ik zag ze ook als ik de kinderen naar de Wieken bracht. Nu doet Wilma dat. Ik had er een akkefietje. Er liep daar een pestkop rond die het leuk vond kleinere kinderen te slaan, ook mijn kleinkinderen. Ik ging verhaal halen op school, op mijn manier, en daar schrokken ze nogal van. Ze haalden er politie bij, die gingen met mij in gesprek. Dat verliep rustig en prima, maar een dag later lag er een brief in de bus dat ik er een half jaar niet mocht komen. Sindsdien brengt Wilma de kinderen naar school. Ze slaan daar soms wel een beetje door, vind ik. Laatst kregen de kinderen een muntje mee, en dan mochten ze nog maar vijf minuten onder de douche staan om zo te leren zuinig met water om te gaan. Sorry hoor, dat maken we hier zelf wel uit.’

Kronenburgerpark

‘Vroeger zat iedereen buiten, nu nauwelijks meer. Als ik nu even in de voortuin ben, staan er in een mum van tijd een hoop mensen bij. Ik ken er veel en trek ze aan,’ lacht Ries. ‘Nu ga ik vaak naar het Kronenburgerpark. Daar komen we met een aantal mensen bij elkaar om wat kletsen. Vaak over voetbal ja, daar raak je niet over uitgepraat. Ze komen uit alle wijken van de stad. Ik vind het er erg gezellig. De politie houdt ons goed in de gaten, want er mag geen alcohol gedronken worden, terwijl ik vind dat er een biertje bij moet kunnen. Nu hebben er al een paar van ons een bekeuring van 90 euro gekregen. Flauw en kinderachtig. En ze meten ook met twee maten. Ik zie studenten flessen wodka, rum, whisky en wijn achteroverslaan en daar wordt niet tegen opgetreden. Tijdens de zomerfeesten mag het wel. Dan staan we er bij mooi weer tot twee, drie uur ’s nachts. Wilma is altijd blij als ik even weg ben, haha.’

Criminaliteit

Ries: ‘Het is nu een rustige straat. Aan de Ericastraat is wel ooit een videorecorder gestolen, maar dat was een tijd dat inbraken schering en inslag waren. Een jaar of vier geleden verdween hier nog wel een bromfiets uit de voortuin, ik zag het gebeuren, maar was er te laat bij. Ooit was er hangjeugd, maar een waterspuit erop en geen last meer van gehad. Georganiseerd wordt er heel weinig. Dat doet alleen Henk van Lierop aan de overkant met een jaarlijkse markt. Dat is altijd erg gezellig. Bij een EK of WK heeft Henk ook een tent met een beamer. Wordt alles met vlaggetjes versierd en is er veel oranje. Eén persoon wilde de laatste keer niet dat er vlaggetjes aan het huis bevestigd werden. Dan heb je het wel verbruid hier.

Met Portaal nooit problemen gehad. Vorig jaar kregen we een nieuwe keuken, douche en is alles gerepareerd wat kapot was. We zaten wel veertien dagen in de troep zonder water en elektriciteit. Dat was vervelend.

Bij stortbuien hebben we wel een probleem. Het water komt van alle kanten naar beneden gestroomd en kan hier nergens weg. Dan moet je de lieslaarzen aantrekken. Voor de kinderen is het hartstikke leuk natuurlijk. Brommers en scooters hebben wel vaak de neiging om over het trottoir te scheuren om zo de drempels te vermijden. Je moet altijd uitkijken als je het tuinhekje achter je dichtdoet.’

Scootmobiel

Ries mankeert van alles. Hij heeft nierstenen van vier centimeter, zijn ruggengraat en knieën zijn versleten, hij heeft oedeem, suiker, pijnlijke schouders en zou eigenlijk onder het mes moeten, maar dan moet-ie eerst gewicht zien kwijt te raken en ook dat is een probleem. Als Ries naar de wc gaat, loopt Wilma voorop, Ries steunt op haar en zo wandelen ze er in polonaise naartoe. Hij slaapt in de woonkamer op de bank en gaat alleen naar boven als er gedoucht moet worden. Een onderneming van drie kwartier. Sinds vier jaar heeft hij scootmobiel. Inmiddels ook al het vierde exemplaar. Ze zijn telkens tweedehands en er mankeert altijd wat aan. In de voortuin staat een containerbak zodat de scootmobiel droog kan staan. Die bak hebben ze vergoed gekregen door de WMO, maar Ries noch Wilma kan de scootmobiel daarin stallen en de buurman willen ze daar ook niet mee lastig vallen. Er is een nieuwe scootmobiel beloofd en een lichtgewicht rolstoel. De enige manier voor Ries om bij en in zijn auto te komen.

Door zijn ongemakken komt Ries in aanmerking voor een aangepaste woning. Ries: ‘We zijn al een paar keer ergens anders gaan kijken, maar de ene keer was het te ver weg, te klein of er moest nog van alles aan gebeuren, wat ik zelf zou moeten betalen. Dan houdt het op. Dus voorlopig zitten we nog wel hier.’

Theo en Riet

Op de hoek met de Mirtestraat woont Theo Hendriks met zijn vrouw Riet. Theo is 75 jaar en geboren aan de Oude Nonnendaalseweg 220. Dat huis staat er nog steeds. ‘Ik heb het hier volgebouwd zien worden,’ begint Theo. ‘Waar nu friettent Drive Inn is, daar helemaal vooraan aan de Molenweg, eigenlijk nog de Nieuwe Nonnendaalseweg, was vroeger een bakkerij van Konings. Daarachter was weiland en dat noemde iedereen het Koningsweitje. Daar lieten we vliegers op, groeven we kuilen en tunnels.’

‘Vader was machinist op de Centrale,’ gaat Theo verder. ‘We hadden vier kinderen, maar de oudste overleed in de oorlog jong aan difterie. Een heel besmettelijke ziekte die de Duitsers mee naar hier genomen hadden. Ik had verder nog twee zussen. Ik zat op de openbare lagere school van Michiel de Ruyter en daarna ging ik naar de ambachtsschool aan de Nieuwe Marktstraat om te leren voor machinebankwerker. Even later werd dat de avondschool, want met veertien jaar moest ik gaan werken. Ik heb veel in garages gewerkt als monteur. Volgens mijn vader was daar altijd werk in. De eerste was Terwindt en Hekking, verdiende ik een tientje per week. Later bij de Fordgarage aan de Tooropstraat waar nu Roelofs autoverhuur zit. Ik switchte vaak van baan. Je werkte waar het meest verdiend kon worden. Zo kwam ik ook ooit terecht in de broodfabriek van Van Eldonk aan de Weurtseweg, achter Café de Industrie. Ook daar was ik monteur. Ik wilde niet in de bouw werken.’

Politiebureau

Theo: ‘Ik was geen lieverdje vroeger, een echte nozem. Ik was vaak in de Onderstad te vinden, maar we kwamen eigenlijk overal. We verzamelden bij Terminus, waar nu het Joris Ivensplein is. Ikzelf reed een Demm, dat is een Italiaans merk, 2-takt, een racebrommer, die haalde over de 100 kilometer per uur. Daar hielden we races mee. Het startpunt was vooraan op de Haterseweg waar vroeger het ziekenhuis stond en de finish was de inmiddels gesloopte kerk in Hatert. En scheuren hè, zonder helm natuurlijk, je zou het je kinderen nu verbieden. Een andere hobby was Kreidlers en Natron motors jatten van Duitsers, die hier naartoe kwamen om de meiden te versieren. Nou, daar wisten wij wel raad mee. Aan de Bottelstraat was een slooppand, daar sleepten we die brommers naar toe om ze uit elkaar te halen. De politie wist daarvan, maar kneep een oogje dicht. Die waren al lang blij dat we even rustig waren. Het was eind jaren vijftig, hè. Thuis was nooit iets te doen, geen tv, niks. Dus voor vertier ging je de straat op. Dan werd er ook wel eens geknokt, ja. Met lui van de Anjelierenweg tegen het Willemskwartier. Niet altijd zachtzinnig, geen echte wapens, maar wel stokken en kettingen. Een enkele keer kwam de politie dan tussenbeide. Zo heb ik ook wel eens drie dagen vastgezeten op het politiebureau aan de Molenstraat, waar nu de Passage is. Toen kwam mijn moeder me ’s maandagsochtends ophalen en ging ik maar meteen door naar mijn werk. Die lui van de politie sloegen er overigens ook lustig op los, als je in de bak zat, ze keken nergens naar.’

Diensttijd

Toen Theo 19 jaar was moest hij in dienst. Hij zat in de derde lichting van 1962 en was zes maanden in La Courtine gelegerd, 440 km ten zuiden van Parijs. Vlak daarvoor had hij Riet van Ingen leren kennen. Theo: ‘Ik ging regelmatig dansen in de Kolping. Daar trof ik op een avond vijf vrouwen aan een tafeltje, tegen wie ik opschepte dat ik naar La Courtine ging, daar de boel wel eens even op stelten zou zetten en van alles mee zou smokkelen. De ene dame wilde dat ik dít, de ander dat ik dat zou meenemen. Behalve eentje, die hield haar mond. Die moet ik hebben, dacht ik. Dat was Riet. Ze woonde op de hoek van de Floraweg en de Mirtestraat. In 1965 zijn we getrouwd. Jong ja, maar dat was normaal. Eerst een jaar lang bij mijn moeder aan de Oude Nonnendaalseweg ingewoond, daarna acht jaar vooraan aan de Tollenstraat. Dat waren huizen van de papierfabriek daar, maar die werden verkocht op zeker moment aan een koppelbaas in Wijchen. Hij wilde de huur van 90 naar 160 gulden verhogen. Dat wilde niemand natuurlijk, maar de meesten kozen eieren voor hun geld en vertrokken. Ik was de laatste die overbleef. Het stond nog in de krant, maar ik betaalde nog steeds maar 90 gulden. Die koppelbaas was een laf mannetje. Toen ik een keer de huur nog moest betalen, ging ik naar hem toe in Wijchen. Ik ramde er zowat de voordeur uit en hij rende meteen weg, zijn huis uit en vluchtte weg over een schutting. Stond hij even later drie straten verder stiekem te kijken waar ik gebleven was.’

Hoekhuis

Ondertussen liep ik bij woningbouwvereniging Nijmegen aan de Nijhoffstraat bij Van Goethem de deur plat, want die ging daarover. Ik was twee jaar lang elke donderdagochtend de eerste die er op de stoep stond. Uiteindelijk, met een beetje aandrang, dat wel, kreeg ik een huisnummer aan de Varenstraat. Ik helemaal blij daar naartoe, belde aan, maar toen ik vroeg wanneer de bewoners gingen verhuizen, wisten ze van niks. Bleek achteraf dat ze het verkeerde huisnummer door hadden gegeven. Maar ik moest dus hier zijn. Mooi hoekhuis. Toen ik het zag, was ik in mijn hoofd al meteen alles aan het verbouwen. Dat heb ik ook gedaan. De hele kelder uitgegraven en uitgebouwd, de garage, de keuken, de schoorsteen, ik was altijd wel met iets bezig. In 1974 trokken we hierin.’

Reuring

‘Portaal heeft me ooit aangeboden het te kopen voor 60.000 gulden. Achteraf denk ik, dat ik het had moeten doen, want ik verdiende goed en kon het makkelijk betalen. Maar om de een of andere reden heb ik niet gedaan. Ik betaal nu 365 euro huur. Dat is het laagste in de straat. Vertrek ik hier ooit dan mag de volgende minimaal het dubbele neertellen. Ik weet nog dat er helemaal niks stond hier. Nu is de straat al tig keer opnieuw ingericht. Gingen er oude bomen uit, kwamen er nieuwe voor terug en werd de straat zó aangelegd, dat je er alleen nog maar slalommend doorheen kon. Tsjonge, jonge, nog nooit zoveel ongelukken zien gebeuren hier. Maar nu is het wel rustig hoor. Rond oud en nieuw was er wel eens reuring in het verleden. Wij zijn de oudste Kuulers in de straat. Er zijn er al veel vertrokken, maar ik blijf.’

Dierenweide Kobus

‘Nee, ingebroken hebben ze hier nog nooit,’ gaat Theo verder. ‘Dat moeten ze ook niet proberen. Overlast van hangjeugd? Dat was ik vroeger zelf ook. Ik heb daar nooit problemen mee gehad. In de Rimboe kwam ik ook vaak. Ik was goed bevriend mat Joop Ubeda. Ik zie hem nu nog vaak. Er woonde een tante van me en ook familie van Riet. Ik heb het altijd een leuk buurtje gevonden. Als ik foto’s van vroeger zie, realiseer ik hoe snel de tijd gevlogen is. Ik heb ook altijd veel gefilmd. Als ik terugkijk heb ik altijd veel schik gehad en nergens spijt van. Ik werkte ook vaak in het buitenland. Was ik vier weken van huis. Naar Egypte, Noorwegen, Finland of Engeland. Gaspijpen lassen bijvoorbeeld.’

Ook in zijn voor- en achtertuin is het laswerk van Theo te zien, maar dat niet alleen. Het is in positieve zin de opvallendste voortuin van de straat. Met de leeuwen, de postbus, het stuurwiel, het luifeltje boven de voordeur. Ze zijn er allebei erg trots op. ‘Ken je het grote ijzerwerk tegen het pand van Dierenweide Kobus?’ vraagt Theo. ‘Heb ik ook gemaakt, het kan alleen wel een verfje gebruiken nu. Bij mij in huis zijn zelfs de vensterbanken van ijzer. Portaal heb ik nergens voor nodig gehad, altijd alles zelf gedaan.’

Varenstraat 1948

Wateroverlast

Theo kan lang en smakelijk vertellen over vroeger. Hoe een buurman vroeger de contributie voor de vakbond ophaalde en tegelijkertijd seksboekjes probeerde te slijten. Een buurvrouw die in natura voor een gerepareerde auto wilde betalen; een andere gezette buurvrouw die vast kwam te zitten in haar eigen badkuip. Theo dist de verhalen met plezier op. Ook over het gekluns van de gemeente waardoor ze nog steeds wateroverlast in de straat hebben. ‘Komt er zo’n pief van de gemeente vertellen dat we een hele bijzondere straat krijgen met waterdoorlatende stenen. Stenen die water doorlaten! We hebben het geweten. Bij een flinke bui kun  je hier een roeiboot aanleggen. Natuurlijk hebben we geklaagd bij de gemeente. Komen ze met een put als oplossing. Dat lijkt logisch, maar dan leggen die koekenbakkers de put hoger dan de weg zelf. Toen ze vertrokken waren heb ik zelf de stenen eromheen in de grond staan hengsten, zodat het water nog een beetje weg zou lopen.’

Theo is ook al meer dan veertig jaar beveiliger bij evenementen. De intocht van Sinterklaas, de Zevenheuvelenloop, de Vierdaagse en suppoost bij NEC. Aan verhuizen moeten Theo en Riet niet denken. Theo: ‘We zijn op leeftijd en we hebben wat kleine gebreken, maar als we niet meer de trap op kunnen, maak ik zó een lift naar boven.’

Peter Nagtegaal

Peter Nagtegaal woont in het laatste stuk van de Varenstraat. Het gedeelte met de nieuwbouw uit 2005. Peter is in 1959 geboren in de Mosstraat, samen met de Ericastraat het centrum van de Rimboe. Hij woonde er naast de groenteboer met zijn ouders en drie broers. Zijn vader verdiende de kost als vrachtwagenchauffeur. Hij ging naar de Bonifatiusschool aan de Floraweg, nu de Wieken, die in 1962 in gebruik was genomen. ‘Daar zat de hele Rimboe op school,’ begint Peter, ‘plus nog wat jongens van de Rozenbuurt. Het klopt dat er vaak mot was met jongens uit die buurt. Als er weer eens iets was voorgevallen, sprongen ze in de laadbak van een kleine truck en ging men er verhaal halen. Op de Bonifatiusschool kregen we les van broeders en zusters. Ik kon heel goed leren en had zó naar de havo gekund, maar dat deed hier niemand. Iedereen ging naar de lts, dus ik ook. Omdat mijn vader problemen met zijn hart kreeg, moest ik al snel gaan werken; er moest eten op tafel komen. Het was de tijd dat heel Nederland naar gas overschakelde en alle kolenkachels de deur uit gingen. Die moest ik slopen. Het blik van het ijzer scheiden. Dat was een gouden handel toentertijd. Ik heb dat tot mijn achttiende gedaan. Zes dagen in de week, ook op zaterdagochtend, en ik verdiende 75 gulden per week. Met de kermis verdiende ik iets extra’s om paling te kopen. Daarna ben ik in 1977 de bouw in gegaan. Het was de tijd van de koppelbazen. Ik was overal de jongste. In die jaren vaak in Rotterdam gewerkt.’

Elmeran

‘Ik kwam vaak in het café van Bert Vogel aan de Nieuwe Nonnendaalseweg,’ gaat Peter verder. ‘Dat was de kantine van voetbalclub Krayenhoff. Ik kon goed voetballen; toen ik vijftien was, speelde ik daar al in het eerste. Een jaar later kon ik naar de Treffers in Groesbeek en zou daar zelfs gratis een brommer krijgen. Daar stak pa een stokje voor, ik moest en zou bij Krayenhoff blijven. Mijn leven bestond toen uit werken en voetballen. Twee keer trainen in de week en vaak twee wedstrijden voetballen in het weekend. We gingen ook vaak naar de sauna. Eerst alleen met een man of tien, totdat we er achter kwamen dat de vrouwen ook mee mochten. Daarna gingen we de kroeg in. Dat was vaak Elmeran of de Driesprong, het wijkgebouw dat vorig jaar gesloopt is. Soms ook bij Wim Maas, die had een kroeg aan de Klimopstraat en draaide helemaal op onze klandizie. Hij verkocht ook kleding. Van die broeken met wijde pijpen, die wilde iedereen. Toen wij er niet meer kwamen is het failliet gegaan. Nu zit er een chinees in dat pand.

Een vriend van mij had een mooie zus: Ans. Ik leerde haar beter kennen toen ik twintig jaar was, zij was zestien. We zijn vrij snel getrouwd en we woonden in bij haar ouders op de hoek van de Willemsweg en de Genestetlaan, boven de friettent. Toen in 1980 de Rimboe gerenoveerd werd zijn we in de Ericastraat 27 gaan wonen. Ik vond het nergens gezelliger wonen. De deur stond altijd los en je hoefde niet bang te zijn dat er ingebroken werd.’

Sloop

Begin deze eeuw werden er plannen gemaakt om een deel van de Rimboe te slopen om plaats te maken voor nieuwbouw. Er werd een groepje gevormd met mensen als Leo Woudstra, Joop Ubeda, Frank Hendriks, Astrid van Vorsselen, Felice Veerman en Peter Nagtegaal, die namens de bewoners de sloop en de nieuwbouw gingen begeleiden. Peter: ‘In 2003 vertrokken de eerste bewoners. De Rimboe, toch al een plek die gemeden werd, veranderde in een spookstad. Panden die leeg stonden werden hermetisch dichtgetimmerd, want er werd vaak brandgesticht. De gemeente wilde de huizen niet meteen leeg hebben, dus werd er van alles in gestopt wat even een dak boven het hoofd nodig had. Ook verslaafde; er werd druk gedeald. Brandpunt kwam hier nog een reportage maken. Van de 200 bewoners zijn er 45 teruggekomen. Mensen kregen geld om te verhuizen, maar dat werd niet altijd verstandig uitgegeven. Kochten ze er een motor voor in plaats van vloerbedekking en gordijnen. De inspraak in de bouw ging heel ver. We mochten zelf bepalen waar we de keuken wilden, al dan niet open, waar de trap, waar de badkamer, een extra stopcontact hier, een extra radiator daar, geen huis was hetzelfde. De aannemer moet er gek van geworden zijn. We hadden wekelijks overleg met de gemeente, Portaal, politie en ook de brandweer was daar vaak bij. In 2005 zijn we hier ingetrokken.’

Kunstwerk

Peter: ‘De hele buurt is niks meer vergeleken met vroeger.  Toen werd er op straat geleefd, nu is het een dooie boel. Het lijkt wel een kerkhof. In dit nieuwe stuk wonen zes oud-bewoners en verder Turken en Marokkanen, die hier ook al vaak meer dan twintig jaar wonen. ’s Zomers zitten we nog wel eens met een pot bier voor de deur, maar Turken en Marokkanen doen dat nooit. Ze komen met het Suikerfeest wel van alles lekkers langsbrengen.

‘Er is één keer ingebroken in de schuur en gingen ze er met mijn dure visspullen vandoor,’ gaat Peter verder, ‘maar dat is al lang geleden. Er zijn hier en daar ook bromfietsen uit de voortuin verdwenen. Er is wel de nodige sociale controle. Hangjeugd zie je hier niet. Alleen voetballende kleine kinderen soms, daar doet mijn kleinzoon ook aan mee. Het is een redelijk drukke straat. Heel vroeger reed hier nog een bus doorheen. Er is nauwelijks verloop in dit stuk. In dertien jaar tijd zijn twee gezinnen vertrokken.  Het kunstwerk op de hoek met de Distelstraat heb ik samen met Geert Schiks ontworpen. Het moet de verbondenheid uitstralen tussen het nieuwe en het oude gedeelte, maar wanneer in de straat de jaarmarkt gehouden wordt, doen wij niet mee, dan staan er hier geen kraampjes meer.’ Tijdens de laatste jaarwisseling ging er een auto in vlammen op in de straat, tien meter van hun huis en beschadigde ook de bedrijfsauto van Peter. Toch, verhuizen doen ze niet meer.

Tekst: Michiel van de Loo
Foto’s:  Dave van Brenk

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.